Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1485]
| |
Arnold Spoor, burgemeester van Utrecht. Zijn vader was zeilmaker en deed veel aan rederijken; zijn moeder heette Sophia Ouboter. Ruim vijf jaren, tot Aug. 1850, was hij werkzaam op een notaris-kantoor; maar de drang naar het tooneel werd hem te machtig: J. Ed. de Vries engageerde hem te gelijk met zijn vriend J.H. Albregt, aan den Stads-schouwburg te Amsterdam, waar hij 2 Sept. 1850 debuteerde. In 1851 kwam hij bij het reizende gezelschap van Domhoff, in 1852 te Amsterdam bij Schoeman en van Lier, in 1854 bij Boas en Judels, in 1855 weer bij Schoeman en van Lier. Van Sept. 1857 tot 1876 was hij verbonden aan den Koninklijken Hollandschen Schouwburg te 's Gravenhage, sinds 1871 tevens als hoofdregisseur. In 1876 engageerde hem, als 1e rol, de vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’. Hij bleef daaraan verbonden tot zijn dood; zijn meest volmaakte rollen bij dat gezelschap waren: Bernard, en later Fourchambault, in ‘De Fourchambaults,’ de titelrol in ‘Abt Constantijn’ en Thomasvaer in ‘De bruiloft van Kloris en Roosje’ en bovendien nog tal van andere, te veel om op te sommen. Hij was vele jaren eerste voorzitter van de maatschappij Apollo. In het Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan dier maatschappij, komt voor Een schetsje uit den heidenschen tijd, waarin Spoor de eerste jaren van zijn tooneelloopbaan beschrijft. Talrijke tooneelstukken zijn door hem vertaald, o.a. Schijngoeden, Jean Baudry, Dénise, en ook heeft hij zelf eenige tooneelstukken geschreven, waarvan vertoond zijn: Mathias Sandorf, melodrama naar den roman van J. Verne, en De familie De Clairefont, drama naar La grande Marnière roman van G. Ohnet. De nieuwjaarswensch in ‘De bruiloft van Kloris en Roosje’ is menigmaal door hem gedicht. Een langdurige ziekte maakte een einde aan zijn leven. Hij is twee malen getrouwd: 1o. 5 Jan. 1853 met Henrietta Catherina van Velzen, 2o. 21 Sept. 1864 met Maria van der Groen. Zijn eerste vrouw, geb. 6 Nov. 1830 te Amsterdam, overl. 22 Mrt. 1864 te 's Gravenhage, dochter van van Velzen, tooneelmeester aan den amsterdamschen Stads-schouwburg, en zuster van Catharina Louisa van Velzen, vrouw van Rosier Faassen, is zelf ook tooneelspeelster geweest bij dezelfde gezelschappen als haar man; de tweede vrouw, dochter van den schilder Lambertus Cornelis van der Groen, heeft niet tooneel gespeeld, maár was de volle nicht van de actrice mevr. Beems-van der Groen. Van zijn vier broeders volgen G.J. en S.H. Mendes da Costa |
|