Egbert al zijne goederen in Holland, Zeeland, Gelre en Utrecht gelegen over en trok zich kort daarna onder de ridders der duitsche orde te Utrecht terug, nadat hij deze orde o.a. het patronaatrecht over de kerk te Rhenen en goederen in die buurt ten geschenke gegeven had. Zijne nazaten, hunne hollandsche verwanten reeds niet meer van zoo nabij bestaande, speelden verder in onze gewesten geen rol meer. Otto's kleinzoon Jan ontdeed zich verder van zijn bezit in de Nederlanden: in 1307 verkocht hij het burggraafschap van Utrecht aan de Utengoye's en in 1328 zijne bezittingen in Drenthe en het Sticht aan den bisschop van Utrecht.
Zie: J.H. Jungius, Historia antiq. comitatus Benthemiensis (Hann. Osn. 1773) 251 en vlgg.; en de Oorkondenboeken van Holland en van Groningen.
Obreen