van '68 betuigd te hebben, de grondwettigheid betoogt van het door de liberalen steeds afgewezen subsidie-stelsel voor 't bijzonder onderwijs. De katholieke fractie der kamerleden was toen nog niet of nauwelijks zeer zwakjes als politieke partij georganiseerd, doch van Nispen's naam en optreden gaven hem onder de zijnen het aanzien van een ‘primus inter pares’, dat steeds stijgende bleef. Blijkens verschillende uitlatingen van de Tijd in die dagen, kan men hem het eerst als een leider der katholieke staatspartij beschouwen. Als zoodanig werd hij dan ook benoemd in de Grondwetscommissie van 1883. Aan het rapport, door dit lichaam uitgebracht, voegde hij een afzonderlijke nota toe, die hierop neerkomt: de noodzakelijkheid van ingrijpende herziening was niet gebleken, maar in allen geval, zoo men ze begeerde, dan zonder herziening van art. 194 (het onderwijsartikel) geen grondwetsherziening hoegenaamd. Ook wenschte hij bij eventueele wijziging de macht des konings tegenover het parlement te versterken, om de gebeurtenissen van '66 als het ware ongedaan te maken. Kort na dit advies overleed hij. Hoezeer zijn denkbeelden voor leidende katholieke ideeën konden gelden, bleek uit de nota bij de Algemeene Beschouwingen van 1885 door 19 katholieke kamerleden ingediend, waarin op de meest categorische wijze de boven gespatieerde stelling van v. Nispen werd overgenomen in dezelfde bewoordingen. De Tijd gaf nog lang na zijn dood uiteenzettingen der opinies van v. Nispen als leiddraad voor de katholieken. Ook buiten de politiek was C.v. Nispen een der voornaamste vertegenwoordigers dezer partij. In 1869 behoorde hij tot de oprichters van den R.-K. Utrechtschen Onderwijzersbond en 21 Juni 1871 bij de grootsche
Park-meeting ter eere van het jubilé van paus Pius IX, een memorabel feit in de geschiedenis van de emancipatie der katholieken, was hij de voorzitter en eerste spreker der enthousiaste feestvergadering.
Bronnen: in 't algemeen zie bij J.A.C.A.v.N. (kol. 1383); verder over C.v.N.: v. Welderen Rengers, Parl. Gesch. v. Nederl. reg. i.v.; Nuyens, Gesch. v.h. Ned. Volk tot op onze dagen IV, 177; Kath. Illustratie XVII, 321; Neerlandia Catholica, 566; De Tijd 7 en 8 April 1884, 2 Jan. 1885, 11 Juli 1878 enz.; Arntzenius, Handelingen over de Herziening der Grondwet v. 1887, 1, 74, 86, 88 enz.
Görris