zijn vergelijkingen, komt daarbij vaak tot verrassende resultaten, die evenwel heden ten dage doen denken aan een rekensom, die juist uitkomt, als men niet anders dan op het antwoord let en volstrekt niet naar de bewerking ziet. De geheele denk- en redeneermethode gaat te veel mank aan een vergelijking met hebreeuwsch en verwante dialekten, welker grammatica door Erpenius en Schultens beschreven was. Daarom was ook Ev. Scheidius de man om de op de analogia betrekking hebbende nagelaten geschriften uit te geven.
Zijn Phalaris-editie is vooral ten behoeve van hen geschreven, die Bentley in het engelsch niet lezen konden. 't Werk van v.L. is echter meer dan een vertaling, want de vruchten van het onderzoek van drie leidsche codd., van één in het bezit van Burman, maken dit werk tot een van zelfstandige waarde. Met groote liefde heeft Valckenaer het geheel, dat bij v.L.'s dood in druk tot pag. 305, in hs. tot 381 gevorderd was, afgemaakt; door de schuld van den uitgever echter is het niet eerder dan in 1777 verschenen (Bibl. Cr. 1779, I, 2, 63-76); Nic. W. Schroeder heeft de drukproeven doorgezien en de indices gemaakt als hulde voor v.L. wiens necrologie V. in de praefatio gegeven heeft.
Hier volgen de titels van v.L. geschriften:
Phalaridis Epistolae quas latinas fecit et interpositis Caroli Boyle notis, commentario illustravit Joa. Dan. a Lennep, mortuo Lennepio finem operi imposuit, praefationem et adnotationes, quasdam praefixit L.C. Valckenaer (Gron. 1777.) Het tweede deel heeft dezen titel: Richardi Bentleji Dissertatio de Phalaridis, Themistoclis, Socratis, Euripidis aliorumque Epistolis et de Fabulis Aesopi. Necnon eiusdem Responsio qua diss. de epp. Phalaridis vindicat a censura Caroli Boyle omnia ex anglico in latinum sermonem convertit Joa. Dan. a Lennep (Gron. 1777).
De voorrede, deel I pag. iv, bevat eenige bijzonderheden omtrent schrijver en boek door Valckenaer.
Ev. Scheidius. een leerling van van Lennep, heeft in 1790, toen hij hoogleeraar was te Harderwijk, bij Paddenburg in Utrecht uitgegeven: Jo. Dan. a Lennep, Etymologicum linguae graecae sive obss. ad singulas verborum nominumque stirpes sec. ordinem lexici compilati olim a Ioanne Scapula (2 voll.) en kort te voren bij dezelfden - tegelijk met Observationes Academicae van L.C. Valckenaer - Praelectiones cademicae, De analogia Linguae Graecae sive Rationum analogicarum linguae graecae expositio (Tr. ad. Rh. 1790). Pagg. 1-214 tekst, pp. 215-519 animadversiones van Scheidius. Herdruk 1805 met de beide genoemde oraties van van Lennep en met zeer bruikbare indices volgens nu geldend systeem.
Een uitgave: J.D. a Lennep .... In Analogiam Linguae Graecae in 16o zonder jaar met alleen de inaug. rede, schijnt 1778 verschenen te zijn; vergelijkt men den tekst met die door Scheidius bezorgd is, dan stemt men volkomen in met het oordeel in de Bibliotheca Critica I: 4 (1779) 123, 124, dat dit de nadruk is van een dictaat gehouden door homine minime Latine, nedum Graece, docto: quod patet ex copia errorum vitiorumque scriptionis.
Zie: Saxe, Onomasticon VII, 117, 373; Boeles, Friesl. Hoogeschool 564; Jonckbloet, Gedenkb. Gron. Hoogesch., Biograf. 79; en de praefaties van Valckenaer en Scheidius; Bibl. cr. I:2 (1777) 63 vlg.; III:2 (1808) 123.
Slijper