toedoen van Bilderdijk verkregen, te handhaven. Onder de voorwaarden was dan ook de bepaling, dat hij van tijd tot tijd voor haar, en onder haar naam, verzen zou dichten. Voorts zou hij hare brieven stellen, enz. Zij van haar kant zou hem onderhouden, en spiegelde hem allerlei voordeelen voor. Maar dit was niet zoo fraai als aanvankelijk scheen: treffend juist drukte K. dit later uit door te zeggen, dat hij ‘de slaaf van hare weldaden’ werd. Het duurde niet lang of hij viel in ongenade, waarschijnlijk omdat mevr. Woesthoven achter onderhandelingen was gekomen, die hij met door haar in eene erfeniszaak benadeelde bloedverwanten gevoerd had. Daar zijne schulden bij zijn kamerverhuurder niet langer betaald werden, liet deze hem in Juni 1808 gijzelen. Het lijdt echter geen twijfel, dat zulks geschiedde door intriges van mevr. Woesthoven. Door het toen vigeerende recht van gijzeling kon zij bereiken, dat hij niet minder dan 13 jaren gevangen bleef, op hare kosten. Al zijne pogingen om de vrijheid terug te winnen, mislukten. Ook de hoop, die het jaar 1813 hem gaf, werd verijdeld: zonder gevolg bleven zijne requesten aan den koning, en zijne in 1814 uitgegeven dichtstukken: Iets uit de Amsterdamsche gijzeling, bevattende dichtstukken op den tegenwoordigen tijd; Het verheerlijkte Amsterdam, bij gelegenheid der zamenkomst van 600 notabelen (Pamflet Knuttel no. 23900) en Aan den Admiraal Verheull (Pamflet Knuttel no. 23892). In 1820 verscheen van hem nog eene Treur Ode bij het afsterven van des Konings moeder (Pamflet Knuttel no. 24931). Eindelijk werd de onregelmatigheid, waardoor hij gevangen gehouden werd, ontdekt. Maar hij begeerde de vrijheid
niet meer, en moest op hoog bevel ontslagen worden. Bijna 64 jaren oud, zonder kleeding of geld op straat gezet, ging hij vijf jaren van bitter lijden te gemoet. Hij voorzag in zijn onderhoud door op straat pakjes pepermunt te venten, waarop versjes van zijn maaksel, met zijn naam onderteekend, te lezen waren. Hij maakte het voorts den koning lastig met requesten om pensioen en gaf een verweerschrift uit, getiteld: Proces-verbaal, ter requisitie van de Politie overgeleverd aan den Onderdirecteur W. Holtrop door en van wege Mr. J.W. Campbell genaamd Kumpel gedrukt voor rekening van den Auteur (1826). Eindelijk wist hij niets beters te doen, dan zich vrijwillig in het werkhuis te begeven, waar hij 5 Nov. 1826 overleed.
De geschiedenis van Kumpel is om meer dan eene reden merkwaardig en belangrijk. Niet alleen als toonbeeld van een mislukt leven, en als waardevolle bijdrage tot de kennis van zijn tijd, maar ook, en hierom vooral, tot juistere beoordeeling van Bilderdijks eerste vrouw, en dus ook van Bilderdijk zelven. Sedert het aan 't licht komen van de voornaamste bijzonderheden (tusschen 1890 en 1900) heeft zich omtrent Bilderdijks gedragingen eene heel andere meening gevestigd, dan van Vloten indertijd door zijne beruchte brievenverzameling aan ons volk had opgedrongen.
De literatuur over Kumpel is te vinden in Petit, Repertorium, 1154, 1373. Zie ook Navorscher 1904, 236, en Pamflet Knuttel no. 20198 en 21054.
Margadant