waaraan van staatswege een vaste uitkeering was verbonden, schreef hij aan de regeering eene missive, eenige bedenkingen tegen dat besluit inhoudende. Op 15 Juli 1808 ontviel aan koning Lodewijk zijn trouwe vriend en raadgever. Deze stierf te Utrecht in het huis van den grootmaarschalk. De uitvaart werd 18 Juli met groote praal gehouden in de koninklijke kapel aldaar, bij welke gelegenheid de ambtgenoot van den overledene, Paul Bertrand (zie kol. 324) een lijkrede hield, waarvan het m.s. berust in de Archives générales de Paris (Sécrét. d'Etat. A.F. IV, 1821). Vervolgens is het lijk bijgezet in een grafkelder van de Sint Janskerk te Utrecht, door den koning daarvoor aangekocht. Een vriend van den overledene, Ferstall, maakte het volgend lijkdicht:
Ci gist des affligés, des veuves et orphelins,
L'ami consolateur, le père, le soutien;
Le digne Lamblardie, ce prêtre de zèle,
A Dieu, à ses devoirs et à son Roi fidèle.
Zie: Etiquettes du palais royal (La Haye 1806); Mengelingen voor Roomsch-Catholieken II, 313 (het lijkdicht in h.s. tegenover blz. 318 van het warmondsche exemplaar); Louis Bonaparte, Documents historiques sur la Hollande (Bruxelles 1834) I, 136; Dom Pitra, La Hollande Catholique (Paris 1850) 259; Bennink Jansonius, Gesch. der Oud-Roomsch-Katholieke kerk in Nederland ('s Gravenhage 1870) 283; Allard, Ant. v. Gils ('s Hertogenbosch 1875) 122, 155.
Hensen