[Ising, Arnold Paul Constant]
ISING (Arnold Paul Constant), zich noemende Arnold Ising Jr., zoon van den voorg. en Constantia Alida Boogaard, tooneelspeler, geb. te 's Gravenhage 2 Juli 1857, overl. te Partenkirchen 24 Juni 1904.
Hij bezocht het gymnasium, maar voelde meer roeping voor het tooneel dan voor de studie. Toen in 1876 de (later Koninklijke) Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’ werd opgericht, besloot Ising zijn lang gekoesterden wensch te verwezenlijken en werd hij bij die vereeniging als tooneelspeler geëngageerd. Tot dien stap behoorde in die dagen moed; het werd dan ook als een gebeurtenis beschouwd, dat iemand uit een deftige familie zich aan het tooneel ging wijden. Tot aan zijn dood is Ising bij ‘Het Nederlandsch Tooneel’ gebleven. Hij trad evenwel als tooneelspeler niet bijzonder op den voorgrond. Daarentegen werd des te meer partij getrokken van zijn letterkundige ontwikkeling; behalve dat hem tal van stukken ter vertaling werden toevertrouwd, werd hij met ingang van 1 April 1888 benoemd tot ‘literair secretaris en bibliothecaris’ van de Kon. Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’; als zoodanig was hij vrijwel de rechterhand van W.G.F.A. van Sorgen, lid-secretaris van den Raad van Beheer dier vereeniging. Hij verkeerde zeer veel met schilders, schrijvers, vooral met de zoogenaamde ‘mannen van 80’, en wist zich ver te houden van de dubbelhartigheid, waartoe het leven aan het tooneel maar al te vaak aanleiding geeft.
Terwijl hij 24 Jun. 1904 in de Beiersche Alpen bij Partenkirchen een avondwandeling maakte, overleed hij plotseling aan een hartkwaal. Hij is te 's Gravenhage begraven.
Behalve eenige vertaalde tooneelstukjes: Met twee woorden en Het wonderkind (Zutphen z.j.) is van hem in druk verschenen Zijn Excellentie de Minister, vertaling van den roman van J. Claretie ('s Gravenhage 1885).
Zie: J.H. Rössing in Het Nieuws van den Dag van 31 Aug. 1901 en 4 Jul. 1905.
Mendes da Costa