gen arbeid. Van 1860 tot 1898 was hij redacteur van den Nederlandsche Spectator, waarin hij tal van artikelen schreef. Ook als bestuurslid, later als voorzitter van het Letterkundig Genootschap ‘Oefening kweekt kennis’ oefende hij invloed uit. Zijn oudste letterkundig werk waren tooneelstukjes, verschenen in den door hem geredigeerden Almanak voor de jeugd (1852 vlg.). Later schreef hij vooral historische novellen, waarvan de eerste was De Markiezin de Solange (1854); later werden deze verzameld in Nederlandsche novellen (1868); Verhalen en schetsen (1870, 2 dln.) en Haagsche Schetsen (1877-1888, 3 dln.). Isings genre was noch het zuiver historische noch het zuiver romantische, maar een vermenging van beide, waardoor eigenlijk geen van beide tot zijn recht kwam. Voor novelles zijn zijn schetsen te veel bezwaard met historische bijzonderheden, vrucht van zorgvuldig onderzoek; omgekeerd zijn zij als historische studiën te veel vervuld van romantische elementen, Zijn omvangrijkste en ook gewichtigste werk was Het Binnenhof te 's Gravenhage (1879-1884, 2 dln.). In deze historische stof was lsing volkomen thuis en wist hij dan ook iets zeer degelijks tot stand te brengen; zijn boek heeft blijvende waarde. Hij was gehuwd (5 Sept. 1855) met Constantia Alida Boogaard.
Zie: Conviva (G. Keller), Het Servetje. Herinnering aan Oefening kweekt kennis (Leiden 1878); ten Brink in Eigen Haard 1899, 4 vlg.
Brugmans