broeder Thomas H. op 26 Sept. 1768, die hem tot eenig erfgenaam benoemde, deed hij in Mrt. 1769 aan Lambertus Bicker, Marinus Schouten, Sal. de Monchy, Leon. Patijn en Corn. Nozeman het voorstel om, op het voorbeeld van de in 1752 te Haarlem opgerichte Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen eene dergelijke instelling te Rotterdam te vestigen, als wier aanvankelijk doel genoemd wordt het vestigen van den aandacht op de oeververdediging der rivieren, het doen van nieuwe ontdekkingen op natuur- en geneeskundig gebied en de uitvinding en verbetering van kunstwerktuigen. Hiertoe stelde H. een aanzienlijke som beschikbaar, onder voorbehoud van stipte geheimhouding omtrent zijn persoon als stichter, gelijk hij zich met den titel van lid-consultant van het aldus, onder den zinspreuk ‘Certos feret experientia fructus’, tot stand gekomen Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte, tevreden stelde. 7 Juli 1770 verkreeg dit, niet zonder tegenstand, octrooi van de Staten van Holland en hield 18 Mei 1772 zijne eerste vergadering. In 1787 blijkt, dat op verzoek van H. wekelijks ook lessen in physica experimentalis zouden worden gegeven. Behalve door zijne, nog bestaande, stichting, maakte hij zich ook verdienstelijk ten opzichte van de invoering uit Engeland in Holland van de stoommachine. Reeds in 1757 daarvoor ijverende, deed ondervonden teleurstelling H. in 1774 besluiten zulk een werktuig te Rotterdam op eigen kosten te bouwen, maar eerst 15 Sept. 1787 kwam die eerste machine, volgens het beginsel van Watt, in werking. In geschrift pleitte hij voor deze zaak in De groote voordeelen aangetoond, welke ons land genieten zou, indien men vuurmachines in plaats van watermolens gebruikte (Rott. 1772), werkje bestreden
door P. Steenstra. Behalve de Beschrijving en afbeelding van een nieuwen pyrometer of vuurmeter (Verh. Bat. Gen. I (Rott. 1774) 211-34) noemt Bierens de Haan, Bibl. holl. (Rome 1883) 130, nog twee andere geschriften van zijn hand. Zijn door D.v. Nijmegen geschilderd portret is in het Bataafsch Genootschap te Rotterdam, een gegraveerd is met zijn levensbeschrijving opgenomen in de Verh. Bat. Gen. IX (Rott. 1790) iv e.v. Zie voorts de Nieuwe Verh. I (Amst. 1800) 1-132, 304 e.v.; Algem. Konsten Letterb. I, 13; Nederl. Mercurius XXIX, 78-80; Nederl. Jaarboeken 1770, 1001-1042, 1302; Rotterdamsche historiebladen, 2e afd. I (Rott. 1876) 93-96, 101 en 113 en A. Huet, Steven H., de stichter van het eerste stoomwerktuig in Nederland (Rott. 1887).
de Waard