[Hengeveld, Gerardus Johannes]
HENGEVELD (Gerardus Johannes), zoon van Martinus Johannes Hengeveld en Maria Elisabeth Cromsigt, geb. 25 Febr. 1814 te Wilnis, gest. 3 Nov. 1894 te Haarlem, was een verdienstelijk leeraar aan 's rijks veeartsenijschool. In 1832 begon hij zijn studie aan deze inrichting en verliet haar reeds in 1836 met het diploma van veearts. Op 1 Sept. daaraanvolgend werd hij vanwege het fonds van den Landbouw als veearts 1e klasse te Oegstgeest geplaatst, waar hij zich weldra in een uitgebreide praktijk mocht verheugen, maar toch gelegenheid vond om zich met wetenschappelijken arbeid bezig te houden. Op 30 Aug. 1853 werd hij benoemd tot leeraar aan 's rijks veeartsenijschool, om onderwijs te geven in de natuurlijke geschiedenis der huisdieren met uitzondering van het paard, in gezondheidsleer, veeteelt, verloskunde, heelkunde, operatieleer en cliniek. Niettegenstaande de vele en heterogene vakken, welke Hengeveld had te doceeren, werden zijn colleges zeer op prijs gesteld; hij was de vraagbaak van zijn leerlingen, langen tijd nog nadat zij het diploma van veearts hadden verworven. Hij was een eerlijk en onbaatzuchtig man, streng, doch rechtvaardig in zijn oordeel. Veeteelt en runderpraktijk waren zijn geliefkoosde vakken; speciaal in die richting heeft hij voor Nederland veel gedaan. Zijn voornaamste publicatie hierover is zeker wel geweest: Het Rundvee, zijne verschillende soorten, rassen en veredeling, geïllustreerd met 37 platen, door de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid in 1858 te Haarlem uitgegeven. Dit werk, waarvan in 1865 een 2e druk in 2 deelen folio verscheen, voorzag in een groote behoefte en werd algemeen gewaardeerd.
Reeds in 1847 zag van zijn hand het licht de beantwoording eener prijsvraag over longziekte en sedert dien tijd schreef hij in veeartsenijkundige en landbouwperiodieken, in het Tijdschrift voor Nijverheid, enz. zeer veel op het ruime gebied waarin hij onderwijs had te geven. Een opsomming