[Hendriksz, Joost]
HENDRIKSZ. (Joost), geb. 1592, overl. 2 Maart 1644 te Harlingen, was 5 jaar te Harlingen, daarna 13 jaar te Amsterdam leeraar der doopsgezinden. Toen Petrus Bontemps de mennisten aanviel, werden door hem enkele vlugschriftjes ter verdediging uitgegeven. Ook bestreed hij de gevoelens van Denys van der Schure en Jacob Cornelisz. van Dalen. De boekjes zijn voorhanden in de bibliotheek der amsterdamsche doopsg. gemeente. Geliefd prediker, werden na zijn dood een aantal zijner leerredenen tot vijfmalen toe uitgegeven: 38 corte stichtelijke Predicatiën (1e druk kort na 1644, 2e druk Haarlem 1647, 3e druk bevat 39 preeken, Haarlem 1650, 4e druk bevat 40 preeken, Amst. 1652, 5e druk Amst. 1668). Bontemps' meening als zou Joost dezelfde als Geerard van Vrijburgh zijn, is onjuist. Deze schreef nl. nog na den dood van Joost. Voorts werd tweemaal een verhandeling van Joost uitgegeven over de wederaanneming van wegens buitentrouw gebannenen.
Zijn portret is gegraveerd door Cr. de Passe.
Vgl.: Schijn-Maatschoen, Gesch. der Mennoniten (Amst. 1744) II, 646.
Vos