hem en Willem III ontstonden door de wrijvingen tusschen hem, als kapitein-generaal zijner gewesten, en den Prins, als kapitein-generaal der Unie, over de verplaatsing en, na den vrede van Nijmegen, over de afdanking van troepen. Na een tijdelijke verzoening in 1681 begon spoedig weder de twist opnieuw en de Vorst steunde weldra ieder verzet tegen zijn machtigen neef, zoowel op staatkundig gebied, waarop de Prins vooral met Amsterdam te kampen had, als op kerkelijk terrein, waarop hij den in 1677 door prins Willem uit Zeeland verwijderden predikant van der Waayen openlijk beschermde door diens benoeming tot hoogleeraar te Franeker en vorstelijken raad. Hij ging zelfs zoover met zich in te laten met den franschen gezant d'Avaux bij diens tegenwerking van 's Prinsen binnenen buitenlandsche staatkunde. Herhaalde pogingen tot verzoening der beide neven werden aangewend, met name door Albertina Agnes en door zijne tante Henriette Catharina van Anhalt-Dessau. De laatste was 16 Nov. 1683 zijne schoonmoeder geworden door zijn huwelijk met zijne nicht Henriette Amalia, prinses van Anhalt-Dessau (geb. 16 Aug. 1666). Eerst in 1685 kwam een tijdelijke verzoening tot stand door bemiddeling van den vorst van Waldeck van 's Prinsen, en prof. van der Waayen van 's Vorsten zijde, maar de weigering van Willem III om hem derden veldmaarschalk te maken veroorzaakte nieuwe oneenigheid, totdat eerst 15 Juli 1689 Willem III, koning van Engeland geworden, hierin toestemde na een bezoek van zijn neef in Engeland. Als derde veldmaarschalk der Staten nam hij deel aan de slagen bij Fleurus (1 Juli 1690), bij Steenkerken (3 Aug. 1692) en bij Landen (29 Juli 1693), waar hij zich zeer onderscheidde. Maar zijne nietbenoeming tot eersten veldmaarschalk na Waldecks' dood
verbitterde hem opnieuw en hij verliet het leger voorgoed (Aug. 1693) onder heftig protest, waarbij ook de Staten van Friesland zich aansloten, ja zelfs weigerden hunne troepen voltallig te houden en in de lasten toe te stemmen. Zoo heftig was de ontstemming, dat Hendrik Casimir zich opnieuw inliet met tijdens den oorlog zeer bedenkelijke geheime onderhandelingen met Frankrijk. De raadpensionaris Heinsius en de gemalin van den vorst slaagden er echter tegen het laatst van 1694 in eene verzoening tusschen de neven tot stand te brengen en de twisten te beëindigen, maar Hendrik Casimir keerde niet weder naar het leger terug, daar Willem III bleef weigeren hem in plaats van den hertog van Holstein-Plön, die als opvolger van Waldeck was aangewezen, met de leiding van het staatsche leger te belasten. Hendrik Casimir bleef evenwel met Heinsius in goede verstandhouding en verleende sedert zijn steun aan de staatkundige en militaire plannen van Willem III. Hij overleed na herhaalde aanvallen van bloedspuwing en liet zeven dochters en een zoon na; van de dochters bleven Henrietta Albertina (geb. 24 Juli 1686, gest. 22 Jan. 1754), Maria Amalia (geb. 29 Jan. 1689, gest. 27 Jan. 1771), Johanna Agnes (geb. 15 Dec. 1693, gest. 19 Maart 1765), Louisa Leopoldina (geb. 22 Jan. 1695, gest. 20 Jan. 1758) en Henrietta Casimira (geb. 29 Juni 1696, gest. 18 Dec. 1738) ongehuwd; Sophia Hedwig (geb. 8 Maart 1690, gest. 1 Maart 1734), huwde (27 Mei 1708) met Karl Leopold, hertog van Mecklenburg-Schwerin, welk huwelijk 2 Juni 1710 ontbonden werd; Isabella Charlotta (geb. 22 Jan. 1692, gext. 18 Sept. 1757) huwde met Christian, vorst