[Fonteyn, Anthonie]
FONTEYN (Anthonie), 2e kwart 17e eeuw, zoon van Johan Fonteyn (zie beneden); op grond van een lofdicht op J.H. Krul veronderstelt J. te Winkel (Ontwikkelingsgang d. Ned. Letterk. II, 118), dat hij lid geweest is van diens muziekkamer. Hij gaf na den dood van zijn broeder Dr. B. Fonteyn, die volgt, diens Per Oratio Poetica in laudem Poësios, of 't Lof d. Rymkonst uit (1649), (zie: A.C. Loffelt in Ned. Kunstbode 1874, 69). In den lofdichter A. Fonteyn v.d. Mye vóór Dr. B. Fonteyns Fortunatus Beurs zullen wij wel Anthonie mogen zien. Misschien is ook identisch de als Arn. of Arend opgegeven Fonteyn v.d. M(ye).
Zie: Ned. Kunstbode 1874, 54, 69, 77.
C.H.Ph. Meijer