petionnement voorbereidde, optrad en vervolgens bij de aanbieding daarvan aan den koning te Apeldoorn (13 Aug.) het woord voerde. Van 16 Sept. 1879 tot 20 Febr. 1880 had Elout daarop weder zitting in de Tweede Kamer voor Leiden, en van 11 Jan. 1886 tot 28 Dec. 1887 in de Eerste Kamer voor Utrecht.
‘Elout van Soeterwoude’ zegt een zijner biografen ‘was een man van veelomvattende kennis, rijk aan ervaring, eenvoudig van hart en nederig van geest, zich kenmerkend door zeer fijne beschaving en bij uitstek hoffelijke vormen. Hij kon met behoud van den goeden toon groote scherpheid leggen in zijn woord, maar was bij voorkeur ook voor den tegenstander waardeerend en zacht. Hooge eischen stellende aan zich zelf, was hij mild in lof ook voor het gebrekkig pogen van anderen. De vele voortreffelijke hoedanigheden, aan dezen man geschonken, werden en geheiligd door een oprecht en innig geloof, dagelijks gekweekt in eene ure van afzondering en gebed, in vruchtbare en goede werken, zich uitende op even ernstige als liefelijke wijze. Het Koninkrijk Gods was hem niet iets bijkomstigs, maar het middelpunt van zijn geheele leven en het voorwerp zijner hoogste belangstelling.’ Treffend teekent hem ook in dit opzicht Ds. Kögel in de Christoterpe van het jaar 1884.
Elout huwde te Changins bij Nyon (Zwitserland) 14 Oct. 1835 Elisabeth Henriëtte, gravin de St. George, geb. op Chardonay (Morges, Zwitserland) 19 Maart 1811, overl. Haag 20 Maart 1837); daarna te Amsterdam (25 April 1845) jonkvrouwe Wilhelmina Louisa van Loon, geb. Amst. 16 Mei 1823, overl. Wildbad 9 Sept. 1894.
Van hem verscheen: Aanleekening van een staatsman, betrekkelijk de opdragt der souvereiniteit in 1813, medegedeeld in een schrijven aan Groen van Prinsterer (1850); Bijdragen tot de kennis van het koloniaal Beheer (1819-36), getrokken uit de papieren van wijlen den Minister van Staat Elout (1851); Bijdragen tot de geschiedenis van het koloniaal Beheer (1816-30) getrokken enz. (1861); Bijdragen tot de geschiedenis der onderhandelingen met Engeland betreffende de overzeesche bezittingen, 1820-24, getrokken uit de nagelaten papieren van wijlen den Minister van Staat Elout (1863); Bijdragen betrekkelijk koloniale en andere aangelegenheden in den Raad van State behandeld, getrokken uit de nagelaten papieren van den Minister van Staat Elout (1874); Open brief aan den minister van Binnenlandsche Zaken (1878); Enkele Herinneringen uit Mr. Groen van Prinsterer's laatste dagen (1885, niet in den handel).
Zie: Da Costa, Dichtwerk III, 30; Kuyper, Gesch. van het Christelyk onderwijs 80, 115, 178, 230, 231; Om strijd en zegen. Gedenkboek van het Chr. onderwijs 315; Feringa, Gedenkboek van het Volkspetitionnement 10, 27, 118 en 149; D.P.D. Fabius, Elout van Soeterwoude (Gravenh. 1894); W. Jonker, Jhr. Mr. P.J. Elout van Soeterwoude (Rotterd. 1906); Eigen Haard 1893, 793. Zijne briefwisseling met Groen over de jaren 1830-1875 berust op het Rijksarchief.
de Savornin Lohman