[Dekker, Jacobus Adrianus]
DEKKER (Jacobus Adrianus), geb. te Middelburg 29 Juni 1812, gest. te Amsterdam begin 1859. Zijn vader, Cornelis Dekker, geb. te Zierikzee 28 Oct. 1776, was veearts te Utrecht, trad 6 Oct. 1821 als adjunct-paardenarts in militairen dienst en overleed 7 Febr. 1828 in den Bosch, vermoedelijk aan acuten kwade-droes. Belangstellende vrienden steunden den jongen Dekker, om hem aan 's Rijks Veeartsenijschool geplaatst te krijgen, daar hij zich bij zijn leeren van een bijzonder gunstige zijde had doen kennen.
In Sept. 1829 ving hij voor rekening van het departement van oorlog zijn studie te Utrecht aan, met het gevolg dat hem op 27 Juli 1833 het diploma als veearts 1e klasse werd uitgereikt. Reeds bij besluit van 26 Aug. 1833 werd hij tot adjunct-paardenarts bij het leger benoemd en onder leiding van den chef van den Militair-Veterinairen Dienst F.H.S. Dehne bij het regiment huzaren no. 6 geplaatst.
In Juli 1846, te Deventer in garnizoen zijnde, huwde hij met de wed. ten Haave, geb. Huart. Kort te voren (bij Kon. besluit van 6 Juni 1846, no. 10) was hij op zijn verzoek eervol uit den dienst ontslagen. Niet alleen zijn huwelijk gaf daartoe aanleiding, maar ook het door den inspecteur van den geneeskundigen dienst, Dr. Beckers, ingestelde concours-examen voor hoogeren rang. Hij vestigde zich nu te Amsterdam, waar hij weldra een uitgebreide praktijk kreeg en hem ook de taak van veearts van ‘Natura Artis Magistra’ werd opgedragen. De rijke ervaring, welke hij hier opdeed, beschreef hij in Het Repertorium, en in de Verhandelingen over verschillende Veeartsenijkundige Onderwerpen. In laatstgenoemd tijdschrift: dl. XI en XII vindt men p. 103-108 de titels der door hem geschreven artikelen, welke meerendeels in het Repertorium der Thierheilkunde werden gerefereerd. Bovendien vindt men van zijn hand een verhandeling over de inenting tegen longziekte in Mededeelingen en berichten van het Hoofdbestuur en van de afdeelingen der Holl. Maatsch. van Landbouw 1858. In hetzelfde jaar gaf hij te Leiden uit: Nieuw Genees- en Verloskundig Handboek van het vee, met twee uitslaande platen. Hierin wordt, voor het eerst in onze taal, over de homoeopathische behandeling der ziekten van onze huisdieren gesproken.
Dekker richtte een Veeartsenijkundige Vereeniging op, waarvan hij penningmeester-secretaris werd. Op 10 Juni 1850 werd hij lid en 26 Aug. 1850 secretaris van het Centraal Veeartsenijkundig Genootschap, welke functie hij zeer nauwgezet waarnam. In 1858 werd hij door den gemeenteraad van Amsterdam tot lid, en weldra tot ondervoorzitter benoemd van het college van wetenschappelijke keurmeesters der levensmiddelen, waarvan prof. Baumhauer voorzitter was.
Schimmel