[Cultrificis, Engelbert of Messemakers]
CULTRIFICIS (Engelbert) of Messemakers, volgens sommigen te Nijmegen geboren, waar men den naam Messemakers reeds in 1390 aantreft; overl. 1490. Ook wordt beweerd, dat hij te Keulen de doctorale waardigheid verkreeg; ten onrechte, want zijn naam wordt niet gevonden in de matrikels dier universiteit. Het was te Erfurt, dat hij in 1460 zijn studiën voleindigde. Als baccalaureus werd Cultrificis in 1465 benoemd tot lector provincialis aan het dominicanenklooster te Zutphen, en werd hem de zorg opgedragen een klooster te Zwolle te stichten, dat in 1486 officieel erkend werd, met Cultrificis als prior. In 1475 vinden wij hem als terminarius te Arnhem, terwijl hij in het volgend jaar geaffilieerd werd aan het dominicanen-klooster te Nijmegen, en aldaar eerlang tot prior verheven.
Te Nijmegen schreef Cultrificis onderstaande werkjes, die hij aldaar liet drukken, misschien door Jan van Westphalen. Het waren de eerste drukwerken, die te Nijmegen het licht zagen: Epistola brevis ac perutilis de symonia vitanda in receptione noviciorum et noviciarum ad religionem (Novim. 1479); Epistola declaratoria jurium et privilegiorum fratrum ordinum mendicancium contra quosdam articulos erroneos condempnatos quorundam magistrorum et curatorum ecclesiarum parrochialium (1479). Dit werkje werd in hetzelfde jaar herdrukt door Jan van Westphalen te Leuven, en 1492 te Reutlingen door Joh. Otmer. Omtrent deze eerste te Nijmegen gedrukte werken zie: [Brunet] Dictionnaire de Géographie ancienne et moderne (Paris 1870) 946; Campbell, Annales de la typographie néerlandaise au 15me siècle, 141, no. 513; Holtrop, Monuments typogr. des Pays-Bas au 15me siècle (La Haye 1857) 89.
Men heeft verder van hem: Manuale confessorum metricum, unacum defensorio privilegii quatuor ordinum mendicantium super audientia confessionum (Colon. 1497) en 2 gedichten: Carmen de moribus mensae en Carmen de pane, in modum, dialogi beide gedrukt achter het werk van P. de Rivo, Eligia quomodo omnia in meliorem partem sint interpretanda (Lugd. Bat.).
Zie: Sweertius, Athen. Belg. 229; de Jonghe, Batavia dominicana 186; Oudin, Comment. (1722) III, 2608 sq; Quétif et Echard, Scriptt. ord. Praed. I, 875; G.A. Meijer, Dominikaner Klooster en Statie te Nijmegen (1892) 43.
van Schevichaven