verliet deze stad bij het uitbreken der revolutie in 1830. Naar Nederland teruggekeerd, werd hij eerlang aangesteld als onderwijzer aan de departementale school der maatschappij tot Nut van het Algemeen te Nijmegen, welke betrekking hij om gezondheidsredenen in 1837 moest nederleggen. Clemens had bij zijn echtgenoote Adriana Helena van den Ham twee dochters.
Als prozaschrijver en dichter maakte Clemens eenigen opgang, vooral onder zijn stadgenooten.
Men heeft van hem: Krijgsverhalen (Nijm. 1832); Krijgstafereel van de belegering der Citadel van Antwerpen (Nijm. 1833); Lambert Broussard, Historische Roman uit de dagen der Belgische Omwenteling (Gor. 1833); De 24e Augustus 1835, Dichtstuk (Nijm. 1835); Lentebloempjes (Nijm. 1836); Het Weesje (Nijm. 1836); Herinneringsoffer bij het overlijden van den Christenleeraar T.M. aan Gulpen (Nijm. 1837); Algemeene Geschiedenis voor jonge lieden (Nijm. 1837-1840, 5 dln. met platen en kaarten); De stad Nijmegen en derzelver omstreken (Nijm. 1837, 2e druk 1839) in het Fransch uitgegeven onder den titel: Nymègue et ses environs (Nym. 1838 avec figures); Schetsen en verhalen uit de Rijn-Provinciën (Amst. 1840 met pl.); Herinneringen en Ontmoetingen. Nieuwe Schetsen uit Noord-Brabant, Limburg en België (Nijm. 1840); Een Nieuw Boek (Nijm. 1841); Maandboekje der Stad Nijmegen (Nijm. 1836-1839). Bovendien heeft hij menige bijdrage geleverd aan het Leeskabinet. Zijn portret is door H.J. Backer op steen geteekend naar een schilderij van Gijsbert Buitendijk Kuyk.
Zie: Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdbk. i.v.
van Schevichaven