publiceerde C. in het deensch een geschrift, een eeuw later opnieuw in latijnsche vertaling uitgegeven, met middelen ter voorbehoeding en bestrijding der ziekte, het geheele voorschrift niet buitensporig. Na een achttienjarig huwelijk werd C. begraven in het koor der kathedraal te Kopenhagen en de inscriptie op zijn graf is nog in 1664 vernieuwd. Behalve de genoemde Calendaria gaf hij nog uit een werkje de Potentiis animae (1550). De vertaling Prophylacticum consilium anti-pestilentiale ad cives Hafnienses komt voor in Th. Bartholinus, Cista medica (Hafniae 1662), terwijl nog Ephemerides onder. C.'s handschriftelijke nalatenschap worden genoemd.
Zie: Bartholinus, Cista 12; de la Ruë, Geletterd Zeeland (Midd. 1741) 48 met aangehaalde bronnen; Krabbe, Gesch. der Univ. Rostock (Rost. 1854) II, 460 en de daar genoemde werken, vooral Bacmeister, Megalopol. lit. II bij Westphalen, Monum. ined. III (Lips. 1743) 1430; Die Matrikel der Univ. Rostock, herausg. v. Hofmeister II (1890) 108 en Navorscher LVII (1908) 586.
de Waard