den ingenieur F. Baud, met wiens weduwe Storm Buysing in tweede huwelijk gehuwd was (zie kol. 244). Van het handboek, waaraan hij een aantal jaren arbeidde, kwam het eerste deel in 1844, het tweede in 1845 uit. Twee volgende, zeer vermeerderde drukken verschenen in 1858 en in 1864. Het gereedmaken der vele teekeningen gaf zeer veel moeite; gelukkig, dat in dezen tijd bijzonder bekwame en ijverige cadets op de academie studeerden; zij hebben zeer vele der platen geteekend. Het handboek voldeed in alle opzichten aan zeer strenge eischen, in het bijzonder waren de berekeningen in verband met den sluisbouw nieuw en zeer goed doordacht. Nog thans, hoewel de Waterbouwkunde van Henket c.s. sommige zeer verdienstelijke gedeelten bevat, is Storm Buysing's werk onmisbaar. Ook over de geschiedenis van vele waterwerken vindt men er gegevens in, die elders niet of verspreid worden aangetroffen.
Na het overlijden van den ingenieur Sautijn Schovel te Breda op 1 Apr. 1844 werd aan Storm Buysing bij zijn leeraarschap de waarneming van den arrondissementsdienst aldaar tijdelijk opgedragen. Met 1 Juli 1844 werd hij daarvan ontheven.
Toen in den aanvang van 1843 de Koninklijke Academie te Delft werd opgericht, was het te voorzien, dat Storm Buysing's arbeid aan de Militaire Academie zou eindigen. Dit was ook werkelijk het geval, daar hij met 1 Sept. 1845 van zijne betrekking ontheven en arrondissementsingenieur te Maastricht werd. Hier werd hij reeds het volgend jaar benoemd in de commissie tot het afnemen van het eindexamen aan de delftsche academie, en toen de leeraar M. Beijerinck op 2 Febr. 1847 was overleden, werd Storm Buysing in zijne plaats met 1 Apr. 1847 zijn opvolger.
Bij de reorganisatie van den waterstaat in Febr. 1849 werd als beginsel aangenomen, dat zij, die betrekkingen buiten den waterstaat hadden, niet als vroeger zouden medetellen in het korps, maar dat zij verlof zouden krijgen. Echter werd Storm Buysing bij de benoemingen, die er het gevolg van waren, aangewezen als waarnemend hoofdingenieur in Drente. Daar hij de 11e in den rang van ingenieur 1e klasse was, was dit eene groote onderscheiding, al was Drente toen ter tijd niet van veel betoekenis uit een waterstaatsoogpunt. Hij verzocht evenwel, van deze plaatsing ontheven te worden, en verkreeg toen onbepaald verlof, hetwelk hij tot zijn ontslag uit den waterstaat behield.
Met 1 Mei 1852 werd hem in het korps van den waterstaat de rang van hoofdingenieur verleend, tegelijk met eenige onmiddellijk boven en onder hem in de ranglijst geplaatsten. Hij werd, sedert hij aan de delitsche academie verbonden was, in vele moeilijke omstandigheden op waterstaatkundig gebied geraadpleegd.
Omtrent een ontwerp voor een spoorweg van Batavia naar Buitenzorg gaf hij omstreeks dezen tijd aan de regeering een advies. In 1852 wilde men hem benoemen tot hoofd van het departement van Openbare Werken in Nederlandsch-Indië, waarvoor hij evenwel bedankte. Hij werd in 1853 met van der Kun door de regeering geraadpleegd over de plannen van twee engelsche ingenieurs, Croker en Burn, voor het kanaal van Amsterdam naar de Noordzee. Dit plan werd wegens bezwaren uit hoofde van belemmering der uitwatering van Rijnland afgekeurd doch in Mei 1854 werd een gunstig rapport uitgebracht, nadat de ontwerpers hun plan gewijzigd hadden.
Storm Buysing was lid van verscheidene com-