eenig toezicht op zijn werk hield. Van dien tijd ongeveer dateert zijn eerst bekende schilderij, een spinnend vrouwtje. In 1843 was Bles in den Haag terug. Hij begon met te schilderen in den geest van zijn tijd, genrestukjes als het ‘Savooische meisje’, een ‘Hongaarsche muizenvalverkooper’; ook wel historische onderwerpen, als: ‘Rubens en de jonge Teniers’, ‘Paulus Potter op zijn namiddagwandeling in studie’. Maar weldra ving hij aan met ‘Gezelschap Muziekliefhebbers’ (1844), het eerste van een reeks van werken of salonstukjes, waarmee hij tusschen de moderne hollandsche schilders een eigenaardige plaats mocht innemen. Zijn anecdotische tafereeltjes bedoelen een scherts op toestanden of gebeurtelijkheden uit de burgerlijke samenleving. Hij putte ook menigmaal zijn stof uit de werken van van Alphen, Cats, en Boileau. Op een bal, als er toen door de haagsche schilders meermalen gegeven werden, ontdekte hij, dat het pikante karakter van het 18e-eeuwsche kostuum zich uitnemend zou voegen aan den aard van zijn luimig uitgedachte compositie. Sindsdien koos hij voor zijn figuren de kleedij uit den pruikentijd. Intusschen behandelde hij soms onderwerpen van ernstigen inhoud of strekking, als ‘de Ledige Stoel’ (1869). Tot zijn meest bekende werken behooren: ‘Wie trout omtrent zijn oude jaeren’, 1846 (aangekocht door koning Willem II), ‘het Troostbare weeuwtje’ (1858), ‘de mooie Minne’ (1859), ‘Overwinnend Holland’ (sted. museum Amsterdam), ‘de Huisvrienden’ (1877). De werken van Bles zijn over 't algemeen met veel zorg uitvoerig geschilderd, maar zijn teekeningen en aquarellen hebben toch meer bekoring om de
luchtige en sierlijke behandeling. Hij heeft ook portretten geschilderd en meermalen zijn snaaksche tooneeltjes op steen geteekend. Den algemeenen bijval, dien Bles eens genoot, zag hij op hoogen leeftijd aanmerkelijk verminderen. Hij huwde te Manchester 6 Juli 1853 Esther Bles.
Schilderijen van hem zijn in de museums te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage. Zijn geschilderd zelfportret is in de Uffizi te Florence. Voor Eigen Haard 1880, 94, is het door M. Weber in hout gesneden.
Zie: C. Vosmaer, Onze hedendaagsche schilders afl. I; Joh. Gram, Onze schilders in Pulchri 17; G.H. Marius, Holl. Schilderk. in de 19e eeuw 167; Mr. A.E. Bles, Sketches and Studies of David Bles.
Steenhoff