[Bentinck, Willem baron]
BENTINCK (Willem baron), zoon van Adolf Carel en van Maria Françoise barones van Aerssen Beyeren (kol. 295), geb. te Raalte op Nijenhuis 26 Oct. 1795 en overl. te 's Gravenhage 22 Jan. 1861. Hij kwam 1 Oct. 1813 in franschen dienst als cadet op de militaire school te St. Cyr en verliet deze 29 Maart 1814. Vervolgens trad hij in nederlandschen dienst en werd aangesteld op 11 Juli 1814 tot 2en luitenant bij het 2e bataljon artillerie, staande armee; bevorderd op 14 April 1815 tot 1en luitenant en op 18 Juli 1824 tot 2en kapitein bij het korps artillerie 28 Dec. 1826 werd hij kapitein, op 22 Mrt. 1841 majoor bij het 3de regiment artillerie, 10 Sept. 1844 luitenant-kolonel en ging in laatstgenoemden rang bij de reorganisatie van de artillerie op 1 Mei 1848 over bij het 1ste regiment vesting-artillerie. Op 30 April 1849 werd hij benoemd tot buitengewoon kamerheer van Z.M. den Koning en 10 Sept. 1852 hevorderd tot kolonel-commandant van het 1ste regiment vesting-artillerie; 18 Nov. 1854 verkreeg hij eervol ontslag. In 1815 was hij tegenwoordig bij den veldtocht in Zuid-Nederland, vervolgens in Frankrijk, van 1830 tot 1834 bij het mobiele leger tijdens den opstand in België. Hij onderscheidde zich te Brussel in Sept. 1830 en gedurende den tiendaagschen veldtocht. Hij bracht het 8 Aug. 1831 te Wummertingen door hem en de cavalerie van Boreel veroverde belgische geschut over naar 's Gravenhage en werd 25 Aug. 1831 benoemd tot ridder van de Militaire Willemsorde. Op 8 Apr. 1829 huwde hij te Breda met Sophia Margaretha Verspyck, geb. aldaar 17 Aug. 1804, overl. te Dordrecht 16 Nov. 1841, dochter van Jan Steven en Margaretha Claudina Bannier. Uit hun huwelijk sproten 2 kinderen.
de Bas