[Bentinck, Berent of Bernhard]
BENTINCK (Berent of Bernhard), geb. omstr. 1604, gest. 29 Juli 1668 te Doornik, begraven te Diepenheim, zoon van Hendrik Bentinck tot Werkeren, Diepenheim en Schoonheeten, en van Elsabé van Ittersum. Hij studeerde te Blois 1624, was heer van Diepenheim en proost en aartsdeken der St. Lebuinuskerk te Deventer 1615 nog minderjarig zijnde, gecommitteerde ten landdage 1635 en maakte Jan. 1655 als lid van de overijselsche ridderschap met R.H. Schele en Johan van der Beeck, burgemeester van Deventer, eene commissie uit, herhaaldelijk naar den Haag gezonden tot bevordering van de beslechting der overijselsche oneenigheden over de verhouding der statenleden, de stemming, de keuze van een stadhouder enz. en wel in anti-orangistischen zin; zijn rol was daarbij niet overwegend evenmin als bij het verdere verloop dezer twisten. Hij huwde, vermoedelijk te Vianen, 21 Dec. 1638 met Anna van Bloemendaal, overl. 30 Maart 1685, d. van Hans Hendrik van Bloemendaal en Eleonora Willinck, waarbij hij negen kinderen had: Hendrik, leenvolger zijns vaders; Wolf Willem, vermoedelijk jong overl.; Eusebius Borchard, stamvader van den thans bloeienden baronalen tak der B.'s; Eleonora Sophia, geh. met Robert van Ittersum, kol. van een regiment cavalerie, drost van Salland; Hans Willem, den lateren hertog van Portland (kol. 229); Isabella, geh. met Alexander Schimmelpenninck van der Oye tot Engelenburg; Anna Adriana, geh. met Diderik Borre van Amerongen, hoogschout van Utrecht; Agnes, kloosterjuffer te Almeloo; Johanna Elisabeth, vermoedelijk jong overleden.
Zie: Bussemaker, Gesch. van Overijsel I, 95 vlg.; D.G. van Epen, De Ridderschap van Holland (Hs.)
Blok