[Bentinck, Carel]
BENTINCK (Carel), geb. op Schoonheeten 14 Nov. ged. te Raalte 21 Nov. 1751, gest. te 'sGravenhage 9 Dec. 1825. Hij was de negende zoon van Berend Hendrik Bentinck, heer van Schoonheeten, en Bonne Elizabeth Juniana du Tertre, diende sedert 1 Aug. 1767 als vaandrig, sedert 31 Juli 1769 als luitenant, sedert 15 April 1774 als kapitein-commandant met rang van luitenant-kolonel, sedert 1785 als kolonel bij de gardes van Holland en vergezelde prinses Wilhelmina 1787 op hare reis naar Holland. Hij woonde de veldtochten van 1793-94 bij en onderscheidde zich 18 Aug. 1793 bij Lincelles, sedert 10 Jan. 1794 als generaal-majoor en adjudant van den erfprins. In Oct. 1794 werd hij met den engelschen diplomaat Elliot naar Brunswijk gezonden om den hertog uit te noodigen het opperbevel over de legers in de Nederlanden te komen voeren. Deze zending mislukte en Bentinck keerde terug, bleef ambteloos in den franschen tijd, werd 14 Jan. 1814 luitenant-generaal en 1815 commandeur in de Militaire Willemsorde, lid van de Prov. Staten van Overijsel, bij K.B. van 18 Aug. 1814 toegelaten tot de Ridderschap dier provincie; bij K.B. van 10 Juni 1819 werd zijn titel van baron erkend. Hij overleed ongehuwd.
Zie: D.G. van Epen in Adelsarchief 1901, 140 v.
Blok