[Benedicta]
BENEDICTA, eerste abdis der Benedictinessen van de abdij te Thorn bij Roermond, geb. omstreeks 950, overl. tusschen 1010 en 1014, dochter van Ansfried, graaf in Teisterbandt en Hereswit of Hereswint. Beide echtgenooten stichtten de abdij omstreeks 990. Toen bij den dood haars vaders, die zich als bisschop van Utrecht in het klooster van Hohorst, later Heiligenberg genaamd, bij Amersfoort teruggetrokken had en daar in 1010 was overleden, twist ontstond tusschen de monniken der abdij en het bisschoppelijk kapittel van St. Maarten te Utrecht, wierp Benedicta, die de reis naar Amersfoort had gedaan, om haar vader in zijne laatste oogenblikken te troosten. zich op de knieën om de twistenden tot overeenkomst te brengen, waarna het lichaam in de St. Maartenskerk te Utrecht werd bijgezet.
Benedicta moet tusschen 1010 en 1014 zijn gestorven, want Thietmar spreekt van haar als reeds overleden: ‘extitit’ en noemt haar: ‘reverendae vitae abbatissa, ejus scilicit filia sanctissima’, zooals hij wel niet eene nog levende zal hebben betiteld, en Thietmar zelf stierf 1 Dec. 1018. Volgens eene aanteekening in Miraeus naar gegevens van Monts, rentmeester van den prins van Oranje te Breda, die in Thorn bloedverwanten had, welke aan de abdij waren verbonden, werd haar lichaam in een houten kist bewaard, doch, volgens Wolters, in zijn hieronder aangehaalde Notice Historique, in een kostbare kist kunstig uit hout gesneden. Waarschijnlijk wordt haar gebeente thans bewaard in de lijkkist met glazen wanden in de krocht, waarvan men m.i. ten onrechte beweert, dat zij het lichaam van Clara Elisabeth van Manderscheidt-Blankenheim bevat. Immers de versiering van het gebeente met zijden stof enz. wijst op een vroeger tijdperk, daar het lichaam van Clara Elisabeth in 1791 nog in de oorspronkelijke lijkkist lag. Eene liturgische vereering te Thorn genoten noch Ansfried, noch Hereswit, noch Benedicta, maar toch wordt zij in verschillende martelaarsboeken heilig genoemd.
Zie: Thietmar, Chronicon IV, in: Mon. Germ. hist. S.S. III, 777-778; Analista Saxo, ibid. VI, 639; A. Miraeus, Opera diplomatica (Lovanii 1723) I, 146, noot 3; [M.J. Wolters] Notice historique sur l'ancien chapitre impérial de Chanoinesses à Thorn (Gand 1850) 12.
Flament