[Beaumont, Simon van (2)]
BEAUMONT (Simon van) (2) geb. te Dordrecht, Sept. 1588, gest. aldaar 11 Nov. 1637, was een zoon van Govert van Beaumont en Reynsburg van Slingelandt. Hij bekleedde behalve andere betrekkingen in 1628-30, 1632-34 en 1637 het burgemeestersambt zijner geboortestad en werd als lid der vroedschap herhaaldelijk afgevaardigd ter Statenvergadering van Holland en door deze ter Staten-Generaal. In die laatste hoedanigheid werd hij in 1631 met Gerard Schaep, raad en vroedschap van Amsterdam en Adriaen Besumer, oud-burgemeester van Rotterdam, naar Friesland gezonden, om die provincie te bewegen hare achterstallige quota te betalen, waarin zij echter slechts ten deele slaagden. Hij en Antony Oetgens van Waveren brachten zich (1636) in opspraak door zich, door tusschenkomst van Foppe van Aitzema, in te laten met eene poging van den pommerschen edelman Zuhm om Ameland in leen te krijgen van den Keizer van Duitschland, Ferdinand III, wat evenwel door de Staten van Holland belet werd. Hij overleed tijdens zijn derde burgemeesterschap en werd 15 Nov. 1637 met buitengewone statie en onder toeloop van een menigte volks in de Groote kerk te Dordrecht begraven. Hij was 17 Oct. 1620 te Delft gehuwd met Hester van Dijck, bij wie hij vijf zonen en drie dochters verwekte.
Zie: Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, 1095; II, 315-16, 944; Balen, Beschr. van Dordr. 876, 932; Genealogie: Navorscher XLVI (1896) 150-57, 288-295.
van Dalen