Eenige dagen na zijn promotie tot chirurg. doctor - 19 Mrt. 1847 - vertrok hij naar Deventer om de betrekking van geneeskundige aan het krankzinnigengesticht te aanvaarden. Een benoeming tot lector in de verloskunde te Utrecht, als opvolger van J.A. Mulder, sloeg von Baumhauer af; het buitengewone professoraat hem daarop aangeboden, werd door hem aangenomen; de benoeming volgde 15 Oct. 1847. Alvorens de nieuwe betrekking te aanvaarden, ondernam hij een studiereis naar Berlijn - waar het toeval hem in de gelegenheid stelde in de Charité hulp te verleenen aan de talrijke gekwetsten van den opstand van 18 Mrt. 1848 - daarna naar Weenen en Praag. Teruggekeerd, aanvaardde v.B. 22 Juni 1848 het hoogleeraarsambt in de verloskunde. 7 Dec. van hetzelfde jaar trad v.B. te Deventer in het huwelijk met P.O. Fetmenger. Niet lang mocht de veelbelovende, en door zijn leermeesters geprezen jonge man in den nieuwen werkkring werkzaam zijn. Een kortstondige ziekte maakte een eind aan zijn leven.
Hij schreef: Commentatio philosophico-literaria in librum qui inter Hippocraticos exstat πεϱὶ φύσιος ἀνϑϱώπου. (Traj. ad Rhen. 1845); Ontleding van eenige soorten van runderbloed, in Scheik. onderzoek, gedaan i.h. Laborat. der Utr. Hoogeschool, uitgeg. d.G.J. Mulder I (1842) 510; Specimen toxicologico-medicum de venenis irritantibus anorganicis; Over de noodzakelykheid, die er bestaat om klinisch onderwys op eene ruime schaal te geven, en de behoefte die daaruit voortvloeit om groote verzamelplaatsen voor zieken op te rigten. Rede. (Utrecht 1848).
Zie: Levensschets door van Goedoever in Utr. Studenten- Almanak 1850; Nieuw Statist.- Geneesk. Jaarb. v.h. kon. d. Nederl. voor 1850-1851, uitgeg. door L. Ali Cohen, 205.
van Leersum