nog veel moeite, en het besluit der Staten van 16 Nov. 1618, dat de 2 richtingen er beurtelings zouden mogen prediken, zal hem wel hard geweest zijn. B. verloor zijne vrouw 16 Sept. 1607, en hij keerde volgens haar testament ƒ 300 uit aan diakenen der geref. gemeente. Hij liet 5 kinderen na: Willem, ridder van S. Michiel, heer van Warmenhuizen, overl. 1631; Albert, ritmeester in dienst van den koning van Boheme, overl. 1622; Arnoud, overl. te Aurich 1646, heer van Warmenhuizen, Rijsum enz. hofjonker aan het hof van Oost-Friesland, gehuwd met Everardina van Delen, vrijvrouw van Rijsum; Emilia, overl. te Utrecht 1622, en Wendelasia, overl. te Utrecht 1634, eerst gehuwd met den ritmeester Johan Voeth, daarna met Johan v. Abcoude v. Meerten, maarschalk van het Overkwartier van Utrecht. Laatstgenoemde dochter onterfde hij bij zijn testament van 4 Nov. 1616, misschien uit ongenoegen over een niet door hem gewenscht huwelijk.
Zie: Brandt, Historie der Reformatie II, 186; Bruinvis, De Bardesen te Heiloo en te Alkmaar, in Amst. Jaarboekje voor 1899, 158.
Bruinvis