[Baehrens, Paul Heinrich Emil]
BAEHRENS (Paul Heinrich Emil), geb. 24 Sept. 1848 te Bayenthal bij Keulen, gest. 26 Sept. 1888 te Groningen. Hij bezocht het Friedrich Wilhelm Gymnasium te Keulen en studeerde vervolgens van 1867-70 te Bonn, alwaar hij in het laatste jaar den doctorstitel verwierf op Lectiones Latinae, opgedragen aan Lucian Müller, en het examen voor Oberlehrer deed, dat hem de facultas docendi voor de latijnsche taal in alle klassen van het gymnasium gaf. In 1871 en 1872 studeerde hij, aangetrokken door den roep van Fr. Ritschl, te Leipzig en deed daarop een wetenschappelijke reis, waarop hij vele bibliotheken in Italië bezocht. In 1873 vestigde hij zich als privaatdocent te Jena, vanwaar hij in 1874 en 1875 naar België Frankrijk en Engeland trok om in bibliotheken aldaar handschriften te onderzoeken. In 1877 werd hij buitengewoon hoogleeraar te Jena, maar nog in hetzelfde jaar als hoogleeraar in het latijn naar Groningen beroepen, waar hij zijn ambt op 24 Oct. 1877 aanvaardde met eene rede Ueber die Entwicklung der Philologie seit der Renaissance bis auf unsere Zeit.
Hij heeft dat ambt 11 jaren bekleed en in dien tijd ongelooflijk veel gewerkt en in het licht gegeven, waarvan een volledige lijst staat bij Halbertsma (zie hieronder). Als zijn hoofdwerk is te beschouwen de uitgave der Poetae Latini minores in 5 deelen (Leipzig, Teubner, 1879-1883) waaraan in 1886 de Fragmenta Poetarum Romanorum als zesde deel werd toegevoegd. Voor die uitgave heeft hij meer dan 1000 manuscripten onderzocht. Verder uitgaven van latijnsche dichters (Valerius Flaccus, Catullus, Tibullus, Propertius, de Silvae van Statius) en prozaschrijvers (de Panegyrici Latini, de Dialogus van Tacitus, Minucius Felix), benevens vele critische studiën op het gebied der latijnsche letterkunde, die hij in haren vollen omvang beheerschte. Zijne onvolledige kennis van het grieksch en de haast, waarmede hij zijne invallen in zijne uitgaven opnam en publiceerde, hebben echter