| |
| |
| |
Woordenboek van de Limburgse dialecten [door P. Goossens]
| |
1. Doel en opzet
Doel van het project is de inventarisering en afleveringsgewijze publicatie
van de Limburgse dialectwoordenschat, te beginnen bij de agrarische
terminologie. Het woordenboek bestrijkt zowel de Nederlandse als de
Belgische provincie Limburg, alsmede het vanouds germaanstalige noordoosten
van de provincie Luik en een zestal grensplaatsen in het oosten van de
provincie Brabant. Van het begin af heeft het WLD steeds bedoeld, de
woordenschat van alle op dit gebied gesproken dialecten zo volledig en
nauwkeurig mogelijk vast te leggen.
Het Woordenboek van de Limburgse Dialecten is, evenals dat van de Brabantse
(WBD) en dat van de Vlaamse dialecten (WVD), systematisch van opzet: de
woorden zijn niet alfabetisch geordend, maar volgens gebruiksmogelijkheden,
wat ten dele wil zeggen naar betekenisvelden, b.v. verwantschapsnamen,
kleurnamen, plantnamen, woorden voor beweging, enz.
Het woordenboek omvat drie delen:
I. | de agrarische vakterminologie |
II. | de niet-agrarische vakterminologie |
III. | de zgn. algemene woordenschat. |
Het materiaal wordt deels door nieuwe enquêtering bijeengebracht en deels
gehaald uit bestaande verzamelingen, waaronder die van de Nijmeegse Centrale
voor Dialect- en Naamkunde, van het P.J. Meertens - Instituut van de
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, van het Archief voor Dialectologie van de K.U. Leuven, een privé-verzameling van prof. dr. J. Goossens en uit al dan niet gepubliceerde
dialectstudies en woordenlijsten.
Het woordenboek verschijnt in afgeronde leveringen. Het materiaal daarvoor
wordt uitgewerkt in een aantal lemmata (+ artikelen), die vervolgens naar
hun onderlinge samenhang worden gerangschikt.
Op de lemmatatitel (= ingang, trefwoord) volgt een vertaling ervan in het
Duits, Engels en Frans. Na de vermelding van de bronnen (= het gebruikte
materiaal) en een semantische en/of zakelijke toelichting geeft het lemma
een opsomming van de verschillende woordtypen in de Nederlandse of
vernederlandste vorm.
| |
| |
Achter elk woordtype worden de betrokken dialectvarianten vermeld. Deze zijn
genoteerd in een fonetisch schrift dat de grote verscheidenheid van klanken
en nuances, waarvan het materiaal getuigt, vrij nauwkeurig tot uitdrukking
laat komen. Op een dialectvariant volgen telkens de codenummers van de
plaatsen waarvoor die variant werd opgegeven.
Voor zover nodig worden de artikelen (lemmata) door tekeningen verduidelijkt.
Elke aflevering wordt besloten met een alfabetische register van de
(Nederlandse) woordtypen, onder vermelding van de bladzijde(n) waarop ze te
vinden zijn. Van het opnemen van dialectkaarten is afgezien. Maar het
materiaal daartoe is in het woordenboek steeds compleet aanwezig.
| |
2. Geschiedenis en organisatie
De voorbereiding van het WLD is ruim 15 jaar geleden begonnen. Op 1 januari
1969 is er een wetenschappelijke medewerker, drs. P.
Goossens, voor benoemd.
Thans liggen de Inleiding en de eerste twee afleveringen (samen ± 350
bladzijden druks) bij de drukker en is de derde aflevering in voorbereiding.
Na een grondige toetsing van het manuscript verklaarde de Nederlandse
Organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (ZWO) zich op 27 februari
1979 in principe en op 21 december 1979 definitief bereid in de
aanmaakkosten van de inleiding en de eerste aflevering bij te dragen, onder
een tweetal (de vertaling van de lemmatitels resp. de vorm van de kopij
betreffende) voorwaarden. Nu aan deze voorwaarden is voldaan, kan met de
druk begonnen worden. Vertrouwd wordt dat ZWO ook de subsidieaanvraag die
voor de publicatie van de tweede aflevering werd ingediend, zal honoreren.
Bij het excerperen van vragenlijsten en dialectmonografieën, de ordening van
de gegevens naar gebruiksmogelijkheden en semantische aspecten, de
voorlopige indeling van een aflevering, de rangschikking van de daarin op te
nemen lemmata e.d. zijn tot nu toe - voorzover dit tenminste tot de
mogelijkheden behoorde - ook TAP-medewerkers, studenten-assistenten en
andere studenten ingeschakeld. In overleg met en onder begeleiding van de
wetenschappelijke medewerker(s) ontwerpen zij de artikelen om deze
vervolgens te redigeren.
Tenslotte worden alle lemmata die problemen bieden, besproken met de
hoogleraar-directeur van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde
| |
| |
(NCDN).
De hoofdredactie berust thans bij prof. dr. A.
Weijnen (Nijmegen) en prof. dr. J. Goossens (Leuven / Münster).
| |
3. Stand van het onderzoek, het vervolg
| |
I. De agrarische terminologie
Omdat landbouw en veeteelt in de wereld van de Limburger altijd een
belangrijke plaats hebben ingenomen en omdat als gevolg van ingrijpende
veranderingen veel agrarische termen snel dreigen te verdwijnen, is het
WLD indertijd gestart met het verzamelen en bewerken van het materiaal
betreffende de woordenschat van de boer.
Deel I. ‘agrarische terminologie’ bestaat uit de volgende onderdelen:
A. | Akker- en weidebouw |
B. | Veeteelt |
C. | Behuizing en landerijen |
D. | Voertuigen en paardetuig. |
Van het onderdeel A. kwamen de eerste en tweede aflevering, beide gewijd
aan de bewerking van de akker- en de weidegrond, in september 1978 resp.
in oktober 1979 persklaar. Tezamen omvatten zij 285 lemmata (over de
bemesting van het land, het ploegen, het spitten, het eggen, het slepen,
de daarvoor benodigde werktuigen en gereedschappen en het paardetuig bij
veldwerk), alsmede ruim 80 afbeeldingen.
In voorbereiding is thans een aflevering van het onderdeel C. Deze derde
WLD-aflevering, die in 1977 en 1978 werd voorbewerkt door drs. J. Kokkelmans, handelt over het bedrifsgedeelte
van de boerderij en zal 150 lemmata omvatten. Deze betreffen de stal-,
schuur- en bergruimten, de onderdelen daarvan en/of de daarin getroffen
voorzieningen.
Voor wat deel I. ‘agrarische terminologie’ betreft, staan verder nog op
het programma:
Voor onderdeel A.: twee afleveringen, handelend over de teelt,
verzorging en oogst van de gewassen, alsmede de verwerking van de
oogstproducten; |
Voor onderdeel B.: vier afleveringen, resp. gewijd aan het paard,
het rundvee, het kleinvee en het pluimvee; |
| |
| |
Voor onderdeel C.: twee afleveringen, het woongedeelte van de
boerderij, de landerijen betreffende; |
Voor onderdeel D.: twee afleveringen, die de voertuigen (karren,
wagens, kruiwagens), resp. het paardetuig tot onderwerp
hebben. |
| |
II. De niet-agrarische terminologie
Voor dit deel van het woordenboek is het voorbereidende werk reeds in
zoverre verricht, dat sedert 1970 door drs. P.
Vos (ten behoeve van zowel het WBD als het WLD) vragenlijsten
zijn opgesteld voor o.m. de volgende ambachten en beroepen: de
metselaar, brouwer, smid, zadelmaker, leerlooier, handwever,
mandenmaker, timmerman, houtzager, imker, naaister, kleermaker,
mutsenmaker, schoenmaker, sigarenmaker, molenaar, rad- en wagenmaker,
strodekker, kuiper, boomkweker, fruitteler, groenteteler, turfsteker,
kooiker, huisschilder, koperslager/blikslager.
Deze lijsten werden toegezonden en ingevuld terugontvangen van
correspondenten die opgaven daarvoor zegslieden te kunnen
raadplegen.
| |
III. De algemene woordenschat
De afgelopen twee jaar heeft drs. C. Frissen
naar de inhoud en indeling van dit deel van het woordenboek een grondig
onderzoek ingesteld (mede ten behoeve van het WBD). Nagegaan werd in
hoeverre er voor de verschillende onderdelen en gebruikssferen van de
algemene woordenschat reeds materiaal voorhanden is uit vroegere
enquêtes, en in hoeverre er - ter aanvulling soms - nog gegevens
verzameld moeten worden door een nieuwe enquête. In verband met dit
laatste zijn inmiddels verschillende vragenlijsten ontworpen.
Via de publiciteitsmedia, het tijdschrift Veldeke, de kringen van de
vereniging Veldeke en de kringen van Limburgs geschied- en oudheidkundig
genootschap werd eind augustus 1980 op de Limburgers, en met name die
uit de Nederlandse provincie, een beroep gedaanom door het invullen van
algemene dialectvragenlijsten voor deel III van het WLD het benodigde
materiaal aan te dragen. Deze oproep vond grote weerklank: bijna 300
personen hebben zich intussen als medewerk(st)er aangemeld. We mogen
verwachten dat de Limburgers in de Belgische provincie - de
Heemkundekringen zijn daar reeds benaderd - een dergelijke oproep
binnenkort op dezelfde wijze zullen beantwoorden.
| |
| |
De algemene dialectwoordenschat laat zich - systematisch - als volgt inen
onderverdelen:
A. |
De mensenwereld
1. | De mens als lichamelijk/geestelijk wezen (mens -
man/vrouw - levensfasen - menselijk lichaam, lichaamsdelen,
ledematen, vitale organen, zintuigen, lichaamshoudingen en
-bewegingen, slapen, dromen, gezondheidstoestand, ziekten en
gebreken - menselijke geest, waarneming, geheugen,
verbeelding, verstand, denken, gevoelens, wil(len), geweten,
karakter, zedelijk gedrag e.d.) |
2. | Menselijke behoeften (woonhuis, verdiepingen,
vertrekken, meubilair, verlichting, verwarming, keukengerei,
vaatwerk, fornuis, aanrecht, huishoudelijk werk e.d. -
maaltijden, eten en drinken, spijzen en dranken,
genotmiddelen - kleding en schoeisel) |
3. | Menselijke verhoudingen (vrijgezel, ongehuwde vrouw,
verkering, verloving, ondertrouw, huwelijk, bruiloft,
huwelijke staat, gezin, huishouden, zwangerschap, bevalling,
opvoeding - familiebetrekkingen (verwantschapsnamen) -
weduwe, weduwnaar - hertrouwen - overlijden, begrafenis
e.d.) |
4. | De buren, buurt of wijk, dorp, stad, gemeente,
gemeentebestuur en -raad, gemeentelijke en andere openbare
gebouwen, instellingen en diensten, markt, handel,
betalingsverkeer, post en telecommunicatie, vervoer en
verkeer, politie en justitie e.d. De verschillende
beroepen (bakker, slager, kruidenier, melkboer, smid,,
timmerman, loodgieter, postbode enz.). |
5. | School en onderwijs |
6. | Geloof, godsdienst, kerk, kerkgebouw, kerkdiensten,
parochie / kerkelijke gemeente, kerkelijke feesten en
plechtigheden. |
7. | Festiviteiten, sport, spel, ontspanning (kinderspelen,
kaarten e.d., sportbeoefening, muziekgezelschappen,
-instrumenten, -uitvoeringen e.d.). |
8. | Folklore (oude gewoonten en gebruiken) |
|
B. | De dierenwereld
(viervoeters, huisdieren,
veld- en bosdieren - vogels - vissen - kruipdieren - insecten -
ongedierte). |
| |
| |
C. | De plantenwereld
(bomen - struiken -
planten - bloemen). |
D. | Het landschap en landelijke aspecten
(vlak
land, heuvels, dalen, bos, heide, vennen, wegen en paden,
waterwegen). |
E. | Hemellichamen, windstreken, jaargetijden, het weer, regen, wind,
onweer. |
F. | Algemene eigenschappen en begrippen
(afmetingen, vorm, natuur- en scheikundige eigenschappen -
betrekkingen, rangorde, volgorde, waarde, maten en gewichten -
eigenschappen, waar te nemen met het gezicht, het gehoor, de
tastzin, de reuk en de smaak - getallen en hoeveelheden, ruimte,
tijd, oorzakelijkheid, beweging, verandering) |
| |
4. Betekenis
Wetenschappelijk onderscheidt het woordenboek zich doordat het (evenals het
WBD en het WVD) de dialectwoordenschat niet alfabetisch, maar systematisch
geordend weergeeft, wat onder meer voor taalgeografisch en
woordveldonderzoek bijzonder belangrijk is.
Voor zowel historische als contemporaine taalbeschouwingen heeft het werk een
zo volstrekt mogelijk inventariserende functie.
Tussen het inmiddels voltooide Rheinisches Wörterbuch enerzijds en het WBD en
WVD anderzijds vormt het Woordenboek van de Limburgse dialecten de schakel,
het onmisbare sluitstuk, waardoor de complete opbouw van de woordenschat in
een aaneengesloten gebied tussen Brugge en Keulen
komt bloot te liggen.
Over de culturele betekenis valt op te merken, dat het woordenboek, juist
doordat het woordmateriaal daarin naar gebruikssferen geordend is, de
volkscultuur in al zijn volheid weerspiegelt.
De grote belangstelling van de Limburger zelf verleent aan het WLD
ongetwijfeld maatschappelijke relevantie.
Voor het verwijzen naar het dialect bij het onderwijs is het werk onmisbaar.
Tenslotte heeft het werk ook een dienstverlenende functie. Veel Limburgse
studenten ontlenen er de stof voor hun scripties aan. De wetenschappelijke
medewerker verleent niet alleen aan dezen, maar ook aan studenten van
pedagogische academies assistentie. Geregeld ook adviseert hij amateurs bij
de voorbereiding van locale dialectwoordenboeken.
| |
| |
| |
5. Noodzaak
Sedert 1977 hebben een onderzoek naar de ontwikkeling en organisatie van de
N.C.D.N. en de aanbevelingen die dienaangaande werden gedaan, de toekomst
van het Woordenboek van de Limburgse dialecten, als project van dat
instituut, erg onzeker gemaakt. Volgens een op 25 september 1979 door de
raad van de faculteit der letteren van de K.U. Nijmegen genomen besluit, dient voor het WLD op zo kort mogelijke
termijn een andere financieringsbron gezocht te worden.
Het is van het grootste belang dat die bron inderdaad gevonden wordt. Want
dan hoeft het werk aan het woordenboek, waarvan de grondslag en de eerste
stenen nu gelegd zijn, niet te worden stopgezet. Dan kan er aan het vanouds
begeerde taalmonument, zoals Brabant en Vlaanderen er een hebben, worden
voortgebouwd. Dan zal de invularbeid van vele honderden Limburgers die
jarenlang de door Nijmegen (en voorgangers) uitgezonden vragenlijsten met
toewijding hebben beantwoord, niet vergeefs zijn geweest.
Het is overigens - zoals de ervaring met de gereedliggende afleveringen en
met die bij het WBD heeft geleerd - in hoge mate wenselijk, het werk niet
met één maar met twee wetenschappelijke medewerkers voort te zetten.
Ten eerste wordt de voltooiingstijd daardoor met de helft bekort; ten tweede
kan er dan in allerlei zaken onderling overleg worden gepleegd; ten derde is
dit gunstiger voor de continuïteit; ten vierde kan dan bereikt worden dat er
ongeveer jaarlijks één à twee afleveringen (in totaal ± 200 bladzijden)
verschijnen.
P. Goossens
|
|