maer oneygen aen Persoonen die op de bescheydenste wyse spreeken om geen questie te moeveeren en den tyt te menaegeeren, of om geen questie te maeken en geen tyt te verliesen, het geene de onbescheyde spreekers niet en doen, die hun meyning dubbelsinnig of verkeert uytdrucken, want die verpligten de goede te vraegen, hoe is u meynig, of hoe meynt ghy? om hun naer hun contentement te dienen, en de boose, om hun verkeert of qualijck te dienen; dienvolgens is het gevolg van dien voor haere rekening, want die ymant naer zyn Woort dient, die doet ten opsigt van dien Persoon, wel, die hy dient, al was 't qualijck volgens het gemeen Oordeel, welck Oordeel ick tot myn Rechter neme: Voor eerst, om dat ick voor de geheele Werelt schryve, soo te verstaen, de Inwoonders desselfs, waer onder Persoonen zyn, die geen andere Rechter en kennen: Ten tweeden, om dat ick geen ander Rechter kenne die buiten alle questie is; want is 't de Christen Schriftuur, die en erkennen de Joden, Heydenen, en Turcken voor hun Rechter niet: is 't de Turckse Schriftuur of Alcoran, die en erkennen de Heydenen, Joden en Christenen voor hun Rechter niet: is 't de Roomse Schriftuur of Overlevering, of Evangeliste Raeden, die en erkennen niemant voor hun Rechter, als de Schrift-geleerde Roomsgesinde: vraegt Ymant van wat Verstant is den Auteur van dit Boeck; tot antwoort, 't is hier in te sien. Verder, ghy moogt wel dencken, dat het geen Turck en mag wesen, die voor Turcken, geen geen Heyden, die voor Heyden, geen Jode of Jodin, die voor Joden, geen Christen, die voor Christenen, geen Roomsgesinde, die voor Roomse, geen Gereformeerde, die voor Gereformeerde, geen Sociniaen, die voor Sociniaenen, geen Arminiaen, die voor Arminiaenen, geen Mennonist, die voor Mennonisten, geen Labadist, die voor Labadisten, geen Athieist. die voor Athieisten, geen Edelman, die voor Adel, geen Armen, die voor Arme, geen Slaef, die voor Slaeven, geen Dronckaert en Hoererder, die voor Dronckaerts en Hoereerders, geen Non of Moninck, die voor de Kloosters, geen Oude en Gebrekelycke, die voor Oude en Gebrekelycke, geen Man, die voor Mannen schrijven wil; want men kan geen Partye en Rechter wesen