Vrede tractaet, gegeven van den hemel door vrouwen zaet
(1695)–Isabella de Moerloose–bron
Isabella de Moerloose, Vrede tractaet, gegeven van den hemel door vrouwen zaet. Z.n. [Laurens Gunter], Amsterdam 1695
codering
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
logboek
-
verantwoording
gebruikt exemplaar
exemplaar Bibliotheek Protestantse Theologische Universiteit, signatuur: BC AM DEPOT B 911, scan van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Vrede tractaet, gegeven van den hemel door vrouwen zaet van Isabella de Moerloose uit 1695.
redactionele ingrepen
In het origineel komen verschillende drukletters voor die in deze digitale editie niet kunnen worden weergegeven. Om dit onderscheid niet verloren te laten gaan, is in de hoofdstukken waar gotische en romeinse drukletters door elkaar voorkomen, alle romeinse tekst weergegeven als cursief. Gotisch is in deze hoofdstukken zonder opmaak weergegeven.
In het origineel is een gedeelte van de tekst moeilijk leesbaar. Dat is in deze digitale editie steeds tussen vierkante haken aangegeven.
Eerste en tweede deel
p. 4: Shriftuur → Schriftuur: ‘want is 't de Christen Schriftuur, die en erkennen’.
p. 4: Greformeerde → Gereformeerde: ‘geen Roomsgesinde, die voor Roomse, geen Gereformeerde’.
p. 9: sulen → sullen: ‘so sullen sy dencken dat Hy het Bedrog niet en merckt’.
p. 9: meyniug → meyning: ‘derde mael komen soo lang als sy in die meyning zijn’.
p. 9: ijebben → hebben: ‘bequaeme gelegentheyt hebben om hun met gemack te vangen’.
p. 12: minnelijek → minnelijck: ‘als sy sigh niet minnelijck aen en stelde, en in het eerste Iaer’.
p. 13: ontmaekeu → ontmaeken: ‘Voor eerst wilde hy haer al zijn Goet ontmaeken en my geven’.
p. 15: gesehrijt → geschrijt: ‘en als dan de Mestresse vraegde waerom ick geschrijt hadde’.
p. 16: beuautheyt → benautheyt: ‘te leeren, dat stont sy toe met groote benautheyt aen haer Siel’.
p. 24: niet-tegeustaende → niet-tegenstaende: ‘sy haer niet, niet-tegenstaende sy maer die eene getuyge hadde’.
p. 31: vau → van: ‘soo songen zy Lietjens, van veel liever ick Bagyntjen’.
p. 40: vier-en-twinrig → vier-en-twintig: ‘sestien mael op een dag of in vier-en-twintig Uren’.
p. 41: Opperooorsaeck → Opperoorsaeck: ‘om dat hy weet dat de Opperoorsaeck alles Goets gemeen Goet i’.
p. 43: verbeteeen → verbeteren: ‘en om datse die verbeteren souden, soo en kenne ick geen’.
p. 48: spreeeken → spreecken: ‘en in 't spreecken quam my te vooren datse meest’.
p. 50: ueus → neus: ‘mogt gy sien, en sloot het venstertjen voor mijn neus’.
p. 52: spreeeken → spreecken: ‘als ick dagt van by hem te gaen, of met hem te spreecken’.
p. 56: itk → ick: ‘hy alle mijne woorden die ick hem in vrientschap’.
p. 61: replieeerde → repliceerde: ‘soo gy eeten wilt, ick repliceerde dat hope ick te doen’.
p. 64: autwoorde → antwoorde: ‘ick antwoorde segt my eerst of het geen waerheyt is’.
p. 75: sehreyen → schreyen: ‘dienen, als om hem onwillig te maeken, en te doen schreyen’.
p. 90: repliceeede → repliceerde: ‘ick repliceerde Paulus kan soo veel seggen, of segt meer’.
p. 91: dunckc → dunckt: ‘en vervolgde, wat dunckt u is dat niet onredelijck’.
p. 95: vronwen → vrouwen: ‘en kende als voor die vrouwen Man die hy my genoemt hadde’.
p. 98: gegebragt → gebragt: ‘en als ick haer tot stilte gebragt’.
p. 100: vertroudeu → vertrouden: ‘door soo te versorgen die op Hem vertrouden’.
p. 100: confnuys → confuys: ‘waer door ick soo confuys raeckte’.
p. 103: replieeerde → repliceerde: ‘om u te waerschouwen ick repliceerde soo en waerschouwen eerelijcke’.
p. 117: racekt → raeckt: ‘en seyde de dingen Domine dat raeckt u Kraem’.
p. 117, 118: op basis van custode op p. 117 is het ontbrekende woord ‘hadt’ toegevoegd op p. 118.
p. 122: n → u: ‘zyt gy soo een quantien men sout niet aen u seggen’.
p. 129: uoch → noch: ‘en vervolgde noch hoe dickwils siet men’.
p. 130: besoecktn → besoecken: ‘dat ick haer dickwils sou komen besoecken’.
p. 133: n → u: ‘so moet ik het u vraegen, is't om de Wet?’.
p. 142: bervolgde → vervolgde: ‘ick wenste dat gy het dede al wast morgen, en vervolgde’.
p. 143: eenwige → eeuwige, itk → ick: ‘van mijn eeuwige ongenae, ick repliceerde allenkens schoonder’.
p. 148: blijst → blijft: ‘niet van het haere by, dan blijft zy noch de selve’.
p. 149: selss → selfs: ‘maeckt gy u selven schuldig aen u selfs verkorting’.
p. 150: Liesde → Liefde: ‘soo weet men dat de Liefde niet en is van haer geweecken’.
p. 150: Vrouweu → Vrouwen: ‘maer dat en doen geen eerelijke Vrouwen’.
p. 157: n → u: ‘Backhuys toe ik en spreek tegen u niet’.
p. 160: fig → sig: ‘so stelt zij sig tegen haere swackheijd’.
p. 161: sten → sien: ‘om te sien of hy geen scherp in de selve heeft’.
p. 166: vragt → vraegt: ‘en poogt op te staen vraegt hy waer wilt gy naer toe?’.
p. 167: seggrn → seggen: ‘en door die, te seggen, souder groot quaed van konnen komen’.
p. 170: geloo → gelooven: ‘gy en hoeft my niet te gelooven neemter preuf van’.
p. 174: ɯoest → moest: ‘veel beslag maeckt, gy moest hem laeten loopen’.
p. 175: conplaysause → conplaysanse: ‘gy moest Iets doen tot conplaysanse van u Man’.
p. 178: geselschay → geselschap: ‘denckende is ons geselschap hem niet meer weert’.
p. 186: daegelijeks → daegelijcks: ‘Natuer hebben dat leert de daegelijcks ervarentheyt’.
p. 189: moeyelhck → moeyelyck: ‘haer sin en deet, en dat is al moeyelyck te doen’.
p. 189: Vriendeu → Vrienden: ‘of wien weet of die geen quaede Vrienden van dat Volck zijn’.
p. 198: flaepen → slaepen: ‘dat men hem wel eens sal moeten te Bedt, helpen om wat te slaepen’.
p. 202: oppaffer → oppasser: ‘aen een kant en tegen den oppasser’.
p. 205: sleeht → slecht: ‘dat zijn Vaeder oneerelijck of slecht of arm was’.
p. 205: schnldig → schuldig: ‘anders maeckt het sich schuldig aen zijn Vaeders oneere’.
p. 205: eu → en: ‘en hy is van Natuer geleert geen affronten te lijden’.
p. 207: het onjuiste paginanummer 107 is gecorrigeerd.
p. 208, 209: Natu → Naturelijck: ‘weest als blint, en doof om hun Naturelijck Fauten te sien’ (aangevuld op basis van custode).
p. 209: Iunck → Ionck, stuerihheyt → stuerigheyt: ‘den dronckaert die van Ionck afgewent is met den beck in 't nat te zijn, de stuerigheyt’.
p. 211: belceft → beleeft: ‘want de Boose seggen stracks die en is soo beleeft niet’.
p. 214: nootfaeckelijkheyt → nootsaeckelijkheyt: ‘daerom doen ick dat niet sonder nootsaeckelijkheyt’.
p. 214, 215: lijck → naemelijck: ‘naemelijck dat wy dat doen, segt gy hoort het’ (aangevuld op basis van custode).
p. 216: eu → en: ‘seggen zy gy en weet niet wat gy segt’.
p. 222: gebrobeert → geprobeert: ‘om dat ick dat dickmaels geprobeert hadde’.
p. 223, 224: ck → ick: ‘zoo lang uyt tot als ick ontset kreeg’ (aangevuld op basis van custode).
p. 226: eu → en: achter op het Lijf sprongen, en vreesselijk tracteerden
p. 228: vau → van: ‘soo waer 't gy een Moorderes van u selfs Kint’.
p. 229: tr → te: ‘dan maer met dat Instrumentje voor haer te komen’.
p. 229: bebben → hebben: ‘die dat in 't sin hebben sullen sich wel wachten’.
p. 229: roeped → roepen, aisse → alsse: ‘wel wachten naer ick merck, dat te roepen alsse soo een antwoort krijgen’.
p. 232: Onderdom → Ouderdom: ‘leeren den Ouderdom, en het Manne-volck eeren’.
p. 233: uiet → niet: ‘kennelijck, om datse noyt niet veel Complimenten’.
p. 234: nwe → uwe: ‘ick mach het uwe daer nu wel voor nemen’.
p. 235: Eerelhcke → Eerelijcke: ‘of en is't geen Eerelijcke lien werck met Vlees’.
Derde deel
p. 6: ‘quam eenige dagen daer aen weder’.
p. 12: berbetering → verbetering: ‘sonder mijn Faute aen te toonen tot verbetering’.
p. 16: hehadt → gehadt: ‘soo gy een Kint gehadt hadde al wast Seven geweest’.
p. 21: lepen → lepel: ‘met ons drij, denckende eer ick een lepel hebben’.
p. 25: hedaen → gedaen: ‘zy noch al mijn Vaeder heeft het gedaen’.
p. 50: Officiereu → Officieren: ‘ook preken onder de Officieren daer sy daegelijcks mede Eeten sout’.
p. 54: versfaen → verstaen: ‘gy verstaet my wel maer gy en wilt my niet verstaen’.
p. 61: lgystert → luystert: ‘en gij en luystert naer mij niet’.
p. 64: Partuer → Partner: ‘tweede Partner een van geringer staet of minder Gelt’.
p. 69: schrickelijek → schrickelijck: ‘by sonder wijs, waer door zy my schrickelijck bedrogen’.
p. 72: benrde → beurde: ‘soo 't wel eens beurde door dat den moet te vol was’.
p. 78: quae?lijck → : ‘sulcke een kleyn gaetje men sou quaelijck sien’. In het origineel staat een vraagteken in plaats van een afbreekstreepje aan het eind van de regel.
p. 78: dau → dan: ‘dat is als een Hont die dat doet, dan was 't’.
p. 88: wordeu → worden: ‘dat gy soo een pronck stuck worden sou't ick en souder’.
p. 92: dar → dat, eeu → een: ‘en seyde sou 't gy seggen dat ick een Diefegge’.
p. 96: Waeer → Water: ‘uytwerpen dieper in See of verre in 't Water’.
p. 97: n → u, wlen → wien: ‘ick bid u neemter preuf van, wien’.
p. 99: Kneckt → Knecht: ‘den Paus noemt sich een Knecht van Godt, dienvolgens’.
p. 100: Knechetn → Knechten: ‘soo gaet het oock met de Coningen en haere Knechten’.
p. 103: Sotjns → Sotjens: ‘men sou seggen de Sotjens prijsen haer selven’.
p. 103: wijsbeyt → wijsheyt: ‘en in dien Man wort het voor wijsheyt gerekent’.
p. 104: sul ke → sulke: ‘sonder schijn van waerheyd, so als sulke praetjens zijn)’.
p. 123: hae-haelen → haelen: ‘ick had konnen de Slooten in slaegen en alles daer uyt haelen’.
p. 124: ver-verpligt → verpligt: ‘moet het doen, om dat gy my daer toe verpligt’.
p. 144: ɯijn → mijn: ‘en op mijn rekening setten al dat de geveynsde toe geschreven wort’.
p. 154: vrrwondering → verwondering: ‘hy seyde met verwondering’.
p. 158: her → het: ‘daer elck noch vrijer is, volgens het gemeen Oordeel’.
p. 162: zehde → zeijde: ‘hy zeijde ick brengt te pas, en las dan van het Saet der Vrouwe’.
p. 168: vervoigde → vervolgde: ‘en vervolgde liever sterven als tegen mijn gemoet doen’.
p. 169: seggen- → seggende: ‘waerom ik noch eens lachte, seggende soo waer als ik leve’.
p. 173: sprken → spreken: ‘dan zeijde hy waerachtig ik en hebbe niet verachtelijk van u hooren spreken’.
p. 178: benrt → beurt: ‘en vervolgde als't meer beurt soo versoeke ick vriendelijck’.
p. 179: Weeelt → Werelt: ‘dat en dede ick niet om de geheele Werelt, hy vraegde’.
p. 200: miehaegen → mishaegen: ‘hy antwoorde om dat ik u vreesde te mishaegen’.
p. 205: keeek → keeck: ‘daer op keeck hy my eens onnoosel aen, en vraegde of ik het meijnde’.
p. 212-214, 262: de foutieve paginanummers 112, 113, 114, 162 zijn gewijzigd in 212, 213, 214. 262.
p. 224: Vrov → Vrou: ‘en die Vrou is nu soo fyn en kan Vloecken als een Poep’.
p. 244: Naht-rok → Nacht-rok: ‘en den Schou-mantel van haer Kamer, en mijn ouden Nacht-rok’.
p. 246: vau → van: ‘van den Pachter komende’.
p. 248: antwooorde → antwoorde: ‘ik antwoorde tot verlies uyt gegeven’.
p. 251: geopnebaert → geopenbaert: ‘die seggen dat alles sal geopenbaert worden’.
p. 254: gesprookeu → gesprooken: ‘daerop seyde ik dienvolgens hebbe in wel gesprooken’.
p. 269: vraegbe → vraegde: ‘en vraegde wien ick was en wat mijn believen’.
p. 274: nyt → uyt: ‘my daer uyt, en dan gingen wy in soetigheyt met malkander praeten’.
p. 307: miju → mijn: ‘en als hy daer by dede mijn Engel soo was ick gerust’.
p. 307: gebrupkelijk → gebruykelijk: ‘dat is een spreekwoort gebruykelijk by die Persoonen’.
p. 310: Iuffron → Iuffrou: ‘en daerom sien naer een Iuffrou van staet’.
p. 313: waeom → waerom: ‘hy vraegde wat ik doen sou of als vooren waerom?’.
p. 314: uoemde → noemde: ‘die doen in de regering was en noemde my die’.
p. 325: gepenbaert → geopenbaert: ‘als het Oordeel van den Sone des Menschen sal geopenbaert worden’.
p. 329: her → het: ‘in Handen hadde en den Hellebaerdier het Gelt, dat gaet’.
p. 345: wasseu → wassen: ‘den Rook can ik beter af wassen als de schande’.
p. 346: qnam → quam: ‘en quam daer soo op den middag doen zy aen 't Taefel waren tot mijn leetwesen’.
p. 354: Shuere → Schuere: ‘tegen de Ruijgte of het Stroo dat in de Schuere lag’.
p. 372: lacchen → lachen: ‘en dat quam te pas op eenige woorden die hem tot lachen verplichten’.
p. 376: diendolgens → dienvolgens: ‘dienvolgens is u man van geen adel’.
p. 385: rhkelijck → rijkelijck: ‘ey lieve en spreekt soo rijkelijck niet’.
p. 389, 402, 427: in het origineel is een gedeelte van de tekst onleesbaar. De redactie heeft de tekst tussen vierkante haken aangevuld.
p. 391: natuurlhke → natuurlijke: ‘dan wende hy sig naer sijn natuurlijke Vader’.
p. 399: drintken → drincken: ‘drincken wy, wy betalen 't’.
p. 407: ontslageu → ontslagen: ‘ik seyde Ia als ik van dat proces ontslagen ben’.
p. 409: qualhk → qualijk: ‘dat een vyant of onverstandig mensch mijn woorden qualijk uitlegt of verstaet’.
p. 413: dau → dan: ‘hy swijgt noch al stil: dan sweegh ik ook’.
p. 414: iek → ick: ‘daer op segge ick, dan sal sy 't qualijck verstaen hebben’.
p. 419: jk → ik: ‘ik repliceerde Ia met den mont’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1: voorplat, binnenkant voorplat, 2, deel 2: 2, 430, binnenkant achterplat, achterplat) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[Deel 1, pagina 1]
VREDE TRACTAET,
Gegeven van den Hemel
DOOR
VROUWEN ZAET.
Beschreven door
ISABELLA,
De Moederloose Weduwe van
Domini
LAURENTIUS HOOGENTOREN,
In zijn Leven Predikant in
ZUIT-BEVERLAND.
Die daer yets tegen heeft, magt'er
tegen in brengen: zy blijft bereyt
om alle Eerelijcke Lieden
contentement te doen.
Tot Amsterdam,
Gedrukt voor de Autheure, in 't Jaer 1695.
[Deel 2, pagina 1]
VERVOLG of DERDE DEEL
Van het
VREDE TRACTAET,
Gegeven van den Hemel
DOOR
VROUWEN ZAET.
Beschreven door
ISABELLA,
De Moederloose, Weduwe van
Domini
LAURENTIUS HOOGENTOOREN
In zijn Leven Predikant in
ZUIT-BEVERLAND.
Tot AMSTERDAM,
Gedrukt voor de Autheure, in 't Jaer 1695.