voor een mager karrepaard, waarop hij verder langs de Sambre reed in de richting waar het leger van Napoleon moest zijn. Na twe dagen rijdens werd hij door een voorpost aangehouden; doch door kracht van drinkgeld kreeg hij toegang bij een divisie-generaal. Keliermann herkende hem van Marengo, van Austerlitz en Spanje, begroette hem hartelijk en wilde hem in zijn divisie houden; hij glimlachte om de ietwat verouderde uniform, die, echter spoedig door een regiments-tailleur te vermaken was. Enkele dagen daarna trokken de troepen noordwaarts op, naar den omtrek van Maubeuge, waar Ter Wisch zijn mageren rosinant verkocht en zich aan een posthuis een sterk paard verschafte. Het bewogen leven, de onzekerheid van uur tot uur, verdoofde zijn mijmerzieke melankolie; hij lachte weer met de officieren en verlangde evenals zij naar den groten slag die verwacht werd; de maanden na zijn terugkomst uit de Duitse landen schenen hem onwezenlijk. Hij dacht zelden meer aan Aagje Fabian; hij voelde een sterken drang haar nu geheel te vergeten in den roes van dezen haastigen veldtocht.
Den avond voor zijn vertrek had hij haar in een briefje van enkele regels zijn afscheid geschreven. Hij dacht niet terug te keren in Holland, gebruikte deze gelegenheid om zijn oud beroep weer op te vatten en hoopte te blijven in het leger zolang het fatum 't zou vergunnen.
Aagje had die woorden met angstige gelatenheid gelezen. Hij was dan verloren voor haar; en toch voelde zij dat zij, dwaas en onzeker, nog altijd had gehoopt ... waarop? Zij kon het niet uiten, niet vatten in het beeld ener werkelijkheid...
Moeilijke weken doorstreed zij. Nu wilde zij doen wat zij niet gedurfd had toen hij naar Rusland was gegaan met de grote armee. Nu wilde zij hem volgen, hem tegenhouden, hem belijden dat hij voor haar moest leven. De tijdingen uit het Zuiden werden dreigender; zij moest gaan, nu, eindelijk, of het ware te laat. Aan wat de wereld zou zeggen dacht zij niet.