Kee-Jans, leunend op den arm van Thérèse, haar goedkeuring knikken bij den arbeid van haar zoon; zij zag met voldoening dat het haar geest was die hem bezielde, de geest der vorige, der degelijke oud-vaderlandse eeuw. Op den geschoren gazon van het sterrebosje was een nieuw kunstwerk hun grootste trots: twe taxis-bomen, de ene gesnoeid tot een karikatuur van den tyran, met reusachtig hoofd en kleine gestalte; de andere als de leeuw van Holland die den wreden onderdrukker naar de keel vliegt.
‘Als Jacob nog eens kwam!’ zuchtte David wel eens; ‘als hij nog eens kwam en mijn verachting voor zijn afgod zien kon...’
Maar Jacob ter Wisch kwam niet meer naar Heemsteê. Het was hem te pijnlijk, Anne-Marie's vriendelijk gelaat te missen. En ook een ander beeld kwelde hem bij de gedachte aan Dreef en Hout: de herinnering aan Cornélia Valéry en zijn dwazen doellozen omgang met haar.
In die lente, kort na de restauratie der oude monarchie, ontving hij een verzegelden brief van haar uit Versailles, naar Wijckervelt geadresseerd en door David zelven aan het Herenlogement afgegeven. Zij schreef hem op goed geluk, wetend dat haar brief, zo hij niet meer leefde, in verkeerde handen vallen kon. Ach, zij had weinig hoop dat hij nog teruggekomen was! Zij had bij hem moeten blijven, ondanks zijn wrede uiting tegen haar; zij had berouw, in de hartstochtelijkste harer liefkozende woorden, over haar heengaan. Hij kon zijn hardheid immers niet hebben gemeend; hij had geijld, hij was zwak van hersenen geweest. De man dien zij gevolgd was, een oud vriend, kolonel der kurassiers, met wien zij in Parijs, tien jaar geleden, zeer vertrouwelijk was geweest, leefde niet meer. Nu bespeelde zij met een minderrangsen toneeltroep de kleine theaters der Parijse banlieue. Zij smeekte hem, mocht hij nog leven en haar niet vergeten zijn, over te komen naar Frankrijk, dat hem immers dierbaarder was dan het kleine Holland...
Hij haalde de schouders op, nam een zwavelstok en wierp het brandende papier op de haardplaat. Al had zij zelve voor hem gestaan in haar warme bekoorlijkheid, ... wat was het wufte wezen van deze vrouw bij de levensdiepte van die andere die hij niet meer vergeten kon...