park van Wijckervelt in den vorig-eeuwsen sier te doen herstellen, zodra er volkomen zekerheid was in den toestand des vaderlands. Over Anne-Marie werd niet meer gesproken.
Des Maandagmorgens, den 22sten, was hij weer in de Kalverstraat terug. Door zijn bediende, dien hij had opgedragen dagelijks in het middaguur even aan te komen, vernam hij hoe het in Doctrina gistte; de oude patriotten waren ontevreden dat Amsterdam niet openlijk den Keizer afzwoer.
Doch voor David bleef het zwaar zijn keuze te doen. Een wisseling van hoop en vreze kwelde hem. Woensdag kwam een bende Kozakken de stad binnenrijden, de Oranjevlag woei op het Paleis; en helaas, den morgen van Vrijdag ging de ontzettende mare dat de Fransen in Woerden hadden geplunderd en gemoord, als waren de tijden weergekeerd van den Spaansen oorlog. Ook Amsterdam dreigde zulk een lot en geen lid van Doctrina zou gespaard blijven...
In Heemstede, vergeten op het land, was het veiliger wellicht. Dus nam Van Wijck reeds dien zelfden middag de schuit naar Haarlem, met het vaste voornemen zijn hofstede niet te verlaten voor de Fransen ook uit Utrecht waren weggetrokken. En toch zwol zijn borst weer van hoop voor de vrijheid des lands en de stijging der grondprijzen, toen hij, glurend door het raampje van de roef, op den weg langs de vaart enige haveloze ruiters zag draven. Dat moesten de Kozakken zijn!