eens beelden van groteren handel, van machtiger weelde dan een woning aan de Keizersgracht en een landhuis buiten Haarlem. Zelden werd een bezoeker toegelaten in dit kantoor. De groothandelaars kwamen meestal niet verder dan het vertrekje waar Soelens' lessenaar stond, achter den winkel en hiervan door een glazendeur en een wand van kleine groenachtige ruitjes gescheiden; de gewone kopers kenden alleen de winkelruimte met het donker-mahoniehouten toonbankblad, de koperen vazen, de snuif- en tabaktonnetjes met vergulde namen van Varinas, Portorico, Havana, Bresil en Ukraine.
En zovele maanden was David verbannen geweest van de plek waar hij zijn eigenlijk leven wist. Hij kwam er, van Wijckervelt uit, een enkele maal; doch hij voelde dat het leven er geweken was. Geen nieuwe voorraden ontving hij toen meer; de oude werd, door de buitensporige prijzen, langzaam verkocht. Nu, als slijter, kon hij tenminste zorgen, in wel-verzwegen hoop op betere tijden, dat de oude zaak niet verliep.
Op een winteravond zat hij weer in zijn kantoor, waar de geluiden der straat, kreten van venters en geratel van koetsen, slechts flauw doordrongen. Tegen den wand leunde het oude uithangbord met den rokenden Indiaan en het zeilende schip, weggenomen voor het nieuwe van de Franse tabaksregie. Hij keek er naar met listigen en tegelijk verliefden glimlach over het brede gladde gelaat; eenmaal moesten de tijden weerkomen, dacht hij, dat het volk genoeg zou krijgen van de stinkende bladeren die het nu rookte, dat zijn vrienden van Doctrina weer verlangend zouden opzien naar het welbekende embleem van zijn winkel. En toch, hoe dankbaar was hij voor de inlijving! Het goud dat hij jaren lang bespaard had, als de enige onveranderlijke waarde in moeilijke tijden, zou eindelijk vruchten dragen; het lag voor hem in dof-blinkende stapels. Zo-even had hij de zakjes met dukaten uit de kluis gehaald; nu telde hij na, want over enkele weken moest hij, in Heemstede, ten overstaan van den makelaar, de koopsom in klinkende stukken betalen. Geen ander geld, geen assignaten werden aangenomen. Voor het laatst gleden de gele schijven tussen zijn vingers; de werkelijkheid van zijn droom naderde: grote gronden zou hij bezitten, wier waarde, als de oude orde weerkeerde, fabelachtig stijgen zou. En terwijl hij telde, voelde hij een zoete tevredenheid over zich-zelven, over zijn leven, over de Voor-