kundig gebeuren, in naïef-gestameld Frans geuit, het bekoorde zijn eenvoudig hart. Deze Hollandse koopmansdochter moest rijk zijn, overwoog bovendien zijn verstand; hij vernam wel vele klachten over den ge knakten handel, maar dit landhuis met de lange strook gronds had toch zijn waarde, meer dan het ontstolen vaderlijk slot in de westelijke Vogezen.
Op een Juni-morgen, verscholen in het verste berceau, nam hij haar in zijn sterken arm, kuste haar roden mond en blanken hals. Zij liet hem begaan, geheel willoos, zalig in de warmte zijner woorden, bedwelmd door den gulden lichtglans die over de zomerse velden lag. Zij voelde zich overwonnen en toch overwinnend; zij had hem begeerd om den tover klank van zijn ouden naam, om den zwier van zijn taal, om de schittering van zijn gouden tressen. En verre beelden van feesten en parelen, van dans en blijde muziek schemerden voor haar half-gesloten oog.
Vader David dronk dien middag op de verloving van Thérèse en Emile. Grootmoeder Van Wijck zegende hare kleindochter; Anne-Marie zag glimlachend rond of ieders glas gevuld was en verwachtte in stilte dat nu wel spoedig de levensmiddelen goedkoper zouden worden. Floris danste om de tafel. En na den maaltijd met zijn vader wandelend in den Hout, bedacht hij dat er een kleine feestelijkheid ter ere der verloving behoorde te zijn. David vond het een voortreffelijk denkbeeld; hij was goed gehumeurd, want met zijn heimelijke spekulatieplannen stond het gunstig; er dreigden enkele faillissementen van grondbezitters in de buurt en hij wachtte hun uitersten nood af, om dan klinkende munt te bieden ver beneden de waarde der gronden.
Zo werden, dien avond nog, uitnodigingen per brief verzonden naar freule Agathe Fabian, met wie allen verlangend waren kennis te maken; naar Oom Jacob ter Wisch, die niet kon worden overgeslagen; en naar Tobias Soelens, ter dichterlijke opluistering van den feestdag. Het moest een klein, vertrouwelijk gezelschap zijn.