stapels. Het was rente-verlies geweest, maar geen vergeefse voorzorg in deze tijden van ongewisheid, van revolutie, regeringswisseling en vreemden druk. Nooit verloor het bare goud zijn waarde; ongeschonden wachtte daar zijn kapitaal.
En David wist waarop het wachtte. De verarming was algemeen; waardevolle gronden daalden in prijs, fraje landhuizen werden gesloopt. Nu moest hij bossen en tuinen en akkers kopen, nu de bezitters snakten naar klinkend geld. De ellende kon toch niet altijd duren; de overheersing zou, binnen afzienbaren tijd, eindigen met den dood des geweldenaars in een zijner veldslagen. Dan werd de vrijheid hersteld, de welvaart keerde weer, de goedkoop gekochte gronden werden een onschatbare rijkdom. Doch niemand mocht dit weten; zelfs zijn eigen gezin moest wanen dat Wijckervelt hun laatste toevlucht was. En zo zag dan ook Anne-Marie, in verwondering over de rustige vrolijkheid waarmee hij de bekrimping van hun leven had verteld en beschouwd, met des te groter eerbied naar hem op.
Zijn zoon, opgevoed in verheerlijking der revolutie, had zich echter in de laatste twe jaren afgewend van 's vaders demokratise denkbeelden. Floris was aan weelde gewoon geraakt en met zijn jonge rijke vrienden smaalde hij op de gelijkheid en de broederschap der omwenteling, alleen de vrijheid voor zichzelven handhavend. Met hen was hij in Napoleon den held gaan zien die orde moest scheppen in den kanailleuzen chaos. Niet den Keizer weet hij nu de verarming der familie, maar den patriotten. Napoleon scheen hem de redder van Europa, de door eigen kracht geschapen en dus vorstelijk geboren Heerser die een wereldrijk zou stichten, groter en hechter dan het Romeinse. Oorlogen zouden nodig zijn tegen de oude tyrannen, om eindelijk den vrede en den bloei der mensheid voor eeuwig te grondvesten ....
In die nieuwe idealen voelde hij zich verheven en heldhaftig, en luisterde en zag met een meelijdenden glimlach naar Soelens en vader David.
Voor het hoge bordes op de Keizersgracht wilde de dichter afscheid nemen. Doch de oude Van Wijck wees zijn toegestoken hand af en zeide:
‘Neen, Tobias, de poëzie van zulk een avond eindigt niet plotseling. Drink nog een glas wijn, rook nog een pijp met