Hoofdstuk III
HAAR SCHOONDOCHTER, ANNE-MARIE VAN Wijck, geboren Ter Wisch, ging zorgvol door de ruime vertrekken, over de brede korridors, van kelder tot zolder in het oude huis. De tijden waren zwaar, de nood drong bitterlijk van allen kant, en angstig dacht zij vaak aan de toekomst. Had David, op wiens kunde en inzicht zij al haar vertrouwen stelde, niet gezegd dat de handel versmoord was in de aloude koopstad, dat de schepen lagen te rotten in de havens, dat op het kantoor niets werd verdiend? Franse douanen, in spionnerend rondzwalken over de Zuiderzee, hadden beslag gelegd op drie ladingen tabak, in turfschuiten verborgen en bestemd voor het pakhuis van haar man. Het was de laatste slag geweest na de tiërcering der rente, na de verontrustende dalingen van het buitenlands papier. En tegelijk waren de prijzen van het noodzakelijkst voedsel gestegen. Vergeefs hadden zij, in het vorig najaar, hun koets verkocht, hun bedienden opgezegd en alleen het jongste meisje, Santje, gehouden. Zelfs nu nog, had Van Wijck verklaard, was het grote huis te duur. Waarom dan niet buiten gaan wonen, zoals velen hunner kennissen hadden gedaan .... Daar, op Wijckervelt, bezaten zij hun moesgrond, die door de weduwe van den pachter, Santjes moeder, met haar zoon bebouwd werd. Zij kregen er geregeld hun groenten van thuis gestuurd. David Zelf wilde gaan tuinieren, zijn bonen zajen, zijn aardappels rojen, zijn kooltjes planten. In zuinig bestier wilde hij leven. Hij bleef goedsmoeds, de oude patriot, hopend op de toekomst zonder dat Anne-Marie begreep waarom. Nu was de dag niet verre meer dat zij voor het laatst zou uitzien in de statige middagrust der gracht; in het voorjaar zouden zij gaan en het gerieflijk leven van hun deftig burgerschap moeten herdenken in de bekrimpmg op het land.
Doch een stille vreugde straalde nu-en-dan door haar weemoed. Uit Parijs had zij een brief ontvangen van haar broeder Jacob, meldend dat hij binnenkort in Holland zou komen. Met welk doel zeide hij niet. Zij kon het ook niet gissen; Zijn laatste schrijven, een jaar geleden, was uit den omtrek van Salamanca geweest. En sinds 1800 had zij hem niet meer gezien. Reisde hij voor zijn genoegen? Of diende hij als avon-