mijn gevangen broeders. Ik zou willen gaan als in mijn kindertijd van huis tot huis, zou willen gaan met de Boodschap-liederen, met de Tocht-gedichten; als Vachel Lindsay prediken ‘the Gospel of Beauty’. Niet echter om dageliks brood, als de Amerikaanse dichter-wandelaar, wou ik het woord dragen, maar om het brood van Barmhartigheid voor mijn geboeide kameraden! En niet één van allen die mij aanhoorden die weigeren zou!
Want is er nog één vader in Vlaanderen, die zijn zoon wou zien vallen onder browning-kogels, omdat hij de Blauwvoet liet vliegen?
Is er nog één moeder, die haar man wou laten bezwijken op een celle-brits omdat hij Recht hielp geschieden aan zijn volk?
Is er nog één zoon, nog één dochter, nog één kind, - die genadebrood wouën eten om wille van vaders Vlaming-zijn?