Op handel en zeevaart is de welvaart van ons vaderland, als op eenen onwrikbaren grond, gevestigd, en zoo lang Gods wakende Voorzienigheid deze blijft beschermen, zoo lang zal Nederland ook tijd en wisselingen verduren. De koophandel, mijne jonge vrienden! is de eerste trap tot beschaving en verlichting der geheele wereld. Hij verbindt de verstgelegen volken, hij wisselt de voortbrengsels van het Oosten met die uit het Westen; de vruchten en schatten uit het Zuiden betaalt hij met alles, wat natuur of kunst in het koude Noorden aanbiedt, en hij maakt op deze wijs al de gedeelten der aarde van elkander afhankelijk. Doch, waar uitgebreide koophandel bestaat, daar moeten ook zeeën en stroomen kunnen bevaren worden; de zeevaart toch leent vleugelen aan den koophandel, en voert hem van het eene werelddeel naar het andere.
Gelukkig dus ook ons Nederland, waar handel en zeevaart van ouds reeds bloeiden ! door deze beide is de Nedrlander bekend geworden met alle landen en volken, door deze beide zien wij ons op alle wereld-oceanen geëerbiedigd; want waar heeft de Nederlandsche vlag den koophandel niet verdedigd en beschut? Handel en zeevaart schenken ons, schoon wij twee en vijftig graden van de middellijn der aarde, waar onafgebrokene warmte heerscht, verwijderd zijn, duizend genietingen, die ons anders ontzegd zouden zijn. Zij voeden onze kennis en wetenschap, en bevorderen den bloei der schoone kunsten. Ja, mijne jonge vrienden! doorwandelt vrij uwe vaderlandsche steden, en beschouwt met opmerkzaamheid de trotsche gebouwen, aan het verzorgen van behoeftigen, of aan het bevorderen van verlichting en kennis toegewijd. Zijn zij niet allen hunne stichting aan welvarende handelaars verschuldigd?
Bidden wij dan, met geheel ons hart, dat onzen God onzen koophandel blijve zegenen, en onze zeevaart wederom tot haren ouden roem moge doen stijgen.