Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Aan 't vaderland. Wijze: Hoe zoet is 't, daar de vriendschap woont! Voor u, mijn dierbaar Vaderland! Voor u klopt nog dit hart; Wat immer wijk', mijn trouw houdt stand; Mijn trouw, die trotsaards tart. Nooit smoorde 't kruipend zelfbelang Mijn' schuldeloozen vrijheidzang; Welaan, welaan, welaan! De vleier, die geen vrijheid kent, Hij, die van trouw ontaard, Zijn slaafschen hals aan 't juk gewend, Zij geen gedachtnis waard! Hij zing', gemaskerd met verraad, Het vloekgezang der eigenbaat, Maar beev', maar beev' in 't eind. [pagina 157] [p. 157] Zijn kluisters, met gebloemt versierd, Verwoesten al zijn' roem, Hem treft, als 't recht eens zegeviert, Een slang uit elke bloem. - Gedrochten, aan zijn borst gevoed, Verzwelgen eens 't lafhartig bloed; - 't Verraad, verraad ten loon. De vrijheidsvriend blijft altijd groot, Ja, erf en goed ontzegd, Geeft vlijt zijn Gade en kindren brood, Gods liefde doet hem recht. - Hij blijft nog groot in 't aakligst lot, Een barneveld op 't moordschavot - En wacht, en wacht vol moed. ô Vrijheid! zo de dwinglandij Uw vruchtbren tuin verwoest; Houd moed - eens juiche 't recht weêr vrij; De slaafsche keten roest. De sluimerende trouw en moed Ontwaaken bij den morgengloed Der hoop, der hoop, der hoop. [pagina 158] [p. 158] De waare grootheid hoor' dit lied Van Neêrlands maagdenrei; Neen, heerschzucht smelt dien weêrgalm niet In 't lispend hofgevlei. Dat vrij dit hart gevoelig sla, Mijn zang volgt blij elk tikjen na, In spijt, in spijt der wraak. * * * Vorige Volgende