Herfstbloempje, voor de lieve jeugd(1825)–Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De kleine Annete 't Lieve maanlicht – riep ANNETTE – Moeder schijnt hier op mijn bedje. O, die goede lieve maan! 'k Heb, van achter gindsche boomen, Haar eens blinkende op zien komen. Zeg, waar kwam zij toen van daan? - 'k Wenschte, dat wij heele dagen, 't Schijnen van de maan ook zagen! Waartoe dient bij nacht haar licht? 'k Zie het nu zoo mooi hier schijnen, Door een' reet der glasgordijnen; Maar 'k sluit straks mijne oogjes digt. - Ja mijn kind! straks zult gij slapen. Maar de maan is niet geschapen, Slechts alleen voor u of mij – Sprak de moeder. – Duizend menschen Blijven om haar schijnsel wenschen; Elk gaat niet ter rust, als wij. [pagina 28] [p. 28] Alle menschen zijn GODS kind'ren, GOD wilde al hun leed vermind'ren; Daarom schonk dan ook zijn' magt, Vol ontferming, na het dalen Van de laatste zonnestralen, Maan en starren in den nacht. - Zien wij weer den dag verschijnen, Dan moet maan en star verdwijnen Voor den held'ren zonnegloed. Slechts alleen in 't scheem'rig duister, Blinkt voor ons haar zwakke luister. Nacht ANNETJE ….slaap nu zoet. Vorige Volgende