| |
Eelhart aan zijne dochter.
Den 12den Mei.
Zoude ik het niet opgemerkt hebben? mijn geliefd Kind! dat uw huisselijk geluk niet zoo volkomen was als voorheen; of spreekt uw opregt hart niet in uwe gelaatstrekken? Doch ik had mij niet kunnen voorstellen, lieve alina! dat de moeder van uwen karel de eigenlijke oorzaak was van uwe kwelling. Ik beken het, mijn Dochter! de uiterste omzigtigheid en zielenkalmte wordt gevorderd, om u hieromtrent in alle opzigten pligtmatig te gedragen, en de rust, de vreugd van uwe leven niet in de waagschaal te | |
| |
stellen. Ik heb mevrouw salburg slechts bij de voltrekking van uw huwelijk met karel gezien en gesproken; doch ik leerde haar in dien korten tijd reeds genoeg kennen, om verheugd te zijn, dat zij niet met u in dezelfde plaats woonde; want ik beschouwde haar als eene vrouw, die eene opvoeding genoten had gelijk men vijftig jaren geleden doorgaans gaf aan meisjes uit den voornamen burgerstand; Mevrouw salburg is dan ook, wat hare denkwijze betreft, blijven staan waar men voor vijftig jaren was. Dit kan men haar niet ten kwade duiden, lieve Dochter! Het verwondert mij zeker, dat de vader van karel, die ik als een man van gezond verstand gekend heb, de denkwijze van zijne gade niet een weinig geleid en voortgeholpen heeft; doch de man bekleedde een ambt, dat hem volstrekt aan het huisselijk leven onttrok; op het huisbestuur, dat aan zijne gade was toevertrouwd, was nimmer iets aan te merken; ook salburg had geene behoefte aan goed, aan verstandig gezelschap, want de weinige tijd, dien hij in zijn huis doorbragt, moest hij besteden óf aan zijne letterbezigheden, óf aan het ontvangen van letterkundige vrienden, die hem verlangden te spreken. Karel, zijn eenig kind, was al vroeg bij een weldenkend vriend van hem ter opvoeding gezonden. Slechts zeldzaam bezocht hij het ouderlijk huis, zoo lang zijne opvoeding niet geheel voltooid was, en hij bijna drie jaren met reizen had doorgebragt. Dit alles dient tot verontschuldiging van Mevrouw salburg, en moet u, mijne lieve alina! tegen | |
| |
elke schaduw van vooringenomenheid of liefdeloosheid, omtrent de moeder van uwen huwelijksvriend, wapenen. Wanneer ik uwen lieven brief nalees, mijn Kind! dan is het mij, of ik in het binnenste van uw hart lees, en tot mijne droefheid ontdek ik dan in dat goede, dat beminnelijke hart, waarin zoo vele edele neigingen wortelen hebben geschoten, ook koelheid, een weinig wrevelmoedigheid, en (waarom zoude ik het niet vrij uit zeggen) een beginsel van trotschheid, of, (zal ik het zachter uitdrukken) overdreven gevoel van eigene waarde. Ware het dat niet? mijne lieve alina! dan geloof ik zoudt gij uwe Moeder (want door uwe heilige vereeniging met karel zijt gij ook haar de opregtste ouderliefde schuldig) ware het dat niet, zeg ik, dan zoudt gij uwe Moeder met meer goedhartigheid hebben trachten te overtuigen, dat uw weetlust, of zucht om te lezen, nimmer met de vervulling van uwe pligten, als huismoeder, in strijd is. Gij zoudt haar hebben doen opmerken hoe vrouwen en moeders voor vijftig en meer jaren ook uitspanningen hadden, naar hunne toenmalige verkiezing geschikt. Zij gaven en ontvingen bezoeken; menigen namiddag bragten zij in vriendinnenkringen pratende, breijende, of zich met spelen (schoon het toen wel geen ombre, boston of whist was) tot aan den avond door. Ja, gij zoudt haar hebben doen opmerken, hoe vrouwen, die deze uitspanningen genoten, zonder daar misbruik van te maken, of zich daaraan te verslaven, toch ook onder de verstandigste huisvrouwen geteld werden, terwijl anderen, | |
| |
die hare pligten daaraan opofferden, berisping verdienden, en zich verachtelijk maakten. ‘Zoo is het ook nog heden, lieve Moeder!’ had mijne dochter kunnen zeggen, ‘die heden vermaak vindt in praat- of speelpartijen bij te wonen, zonder de pligten van vrouw en moeder daaraan op te offeren, mag niet met minachting beschouwd worden; even weinig als de vrouw en moeder, die heel zeldzaam een uur buiten hare woning doorbrengt, doch die, in plaats van praat- of speelpartijen, een boek verkiest, waaruit zij natuurkunde, wereld-, of menschenkennis verzamelt; zonder dat zij immer hare hoogere bezigheden verzuimt.’ Hadt gij op soortgelijke wijze met uwe gewone minzaamheid dit alles aan het verstand van Mevrouw salburg trachten te brengen? ach, mijn Kind! wie weet wat ge zoudt uitgewerkt hebben, maar gij achtte de onkundige, de ongeoefende, de ouderwetsche vrouw, beneden u, niet waar? Lieve! Laat uw opregt, uw zoo fijn gevoelend hart hier zelf getuigen. Doch hoe nu het best hersteld dat half bedorven is? Zoo mag het niet blijven, er bestaat reeds eene soort van verwijdering, en deze zoude allengs toenemen, ontevredenheid zoude uw huisselijk geluk bewolken; want zoo ras wij ophouden een' onzer natuurgenooten, waarmede wij in betrekking staan, hartelijk lief te hebben, wordt het bijna ondoenlijk om ons oog altijd van zijne of hare kwade of ongunstige zijde af te wenden, en op de goede zijde te vestigen. De weinig, of niet meer geliefde verschijnt altijd voor ons in eene ergere gedaante dan de ware | |
| |
gedaante van hem of haar is; aan elke handeling schrijven wij een onedel doel toe, en - dat nog het ongelukkigst van alles is - op de beste, de liefderijkste geaardheid, heeft het gedwongen verkeeren, of huisselijk omgaan met zulk een onbemind voorwerp, den ongunstigsten invloed. Want juist zulk eene geaardheid, waarvoor het liefhebben eene behoefte is, wordt, wanneer aan die behoefte niet voldaan kan worden, ontevreden ook met zich zelven, en is vatbaar voor gemelijkheid of knagend verdriet. Alina dit zoude ook uw lot zijn, en hiertegen moet gij waken. Uw brave karel zoude al spoedig een' zweem van ontevredenheid in u opmerken. Kende hij de oorzaak niet, dan zoude hij u van achterhoudendheid of onaangename luimen moeten verdenken, of, ontdekte hij de ware oorzaak, dan immers zoude hij zich bedroeven, zoowel om u, als om zijne geliefde Moeder? want voorzeker is beider genoegen zijn wellust. Geloof mij, lieve Dochter! uw karel kent voorzeker de zwakheden van zijne moeder, ondanks zijne eerbiedige liefde voor haar; doch hij stelt in u zulk een onbepaald vertrouwen, dat hij u in staat oordeelt om die zwakheden, even als hij zelf, liefderijk te verdragen zonder eenig leed daarvan te gevoelen, of uwe meer heldere denkwijze daaraan op te offeren. - Kan uw gezond oordeel mijnen raad goedkeuren? mijne lieve alina! leg dan geheel uw hart in een vertrouwelijk uurtje voor uwen echtgenoot open, zegt hem wat u grieft in het gedrag van zijne moeder, zeg hem wat u | |
| |
bekommert voor het vervolg, betreffende de opvoeding uwer kinderen; en ik houde mij overtuigd, dat de achtingswaardige man, door u oplettend gemaakt, op de beste, op de verstandigste wijze in alles zal voorzien. Mevrouw salburg is, en niet ten onregte, trotsch op haren eenigen, haren geliefden zoon. Ik heb het opgemerkt hoe hare ziel als aan zijne lippen hing, hoe alles wat hij sprak orakel-taal voor haar was, en hoe zij met een streelend welgevallen elk woord toestemde. Is dat zoo? gelijk het zeker is, welnu, dan heeft hij ook een onbepaald vermogen op deze door hem zoo hartelijk geliefde vrouw. Wanneer karel met liefdevollen ernst zijne moeder verzekert, dat zijne echtgenoote nimmer de vriendin van zijn hart kon zijn, indien zij hare huwelijkspligten niet vervulde, maar daar eene levensgezellin, wier zielvermogens ongeoefend, wier kennis nooit verder uitgebreid was dan vereischt wordt om voor de kokerij en voor de linnekas te zorgen; nooit door hem zoude gekozen zijn; en, voegt karel daar dan bij: zulk eene gezellin kende ik in mijne alina, daarom verzocht ik uwe toestemming, lieve Moeder! om haar ten huwelijk te vragen. Ik bevind mij nu ook zoo regt wel in haar gezelschap, onze gesprekken behoeven nimmer beuzelachtig te zijn, wij leeren, wij bemoedigen elkander; alina leest, wat meer kundige menschen tot ons nut en vermaak hebben geschreven; ook dat is haar pligt, lieve Moeder! die is even heilig als alle andere pligten die zij als huisvrouw en moeder tracht te vervullen. Door | |
| |
het ophelderen van haar verstand en het uitbreiden van hare kennis, stelt ze zich in staat om onze kinderen naar eisch op te kunnen voeden, hunne jonge hartjes voor kwade neigingen te beschermen, en om de zaden van onzen zuiveren Christelijken Godsdienst daarin te strooijen en op te kweeken; ook ons juultje moet al vroeg gevormd worden om de verstandige bestuurster van eene huishouding, en te gelijk om de regt geschikte gezellin van een braven en een verstandigen echtgenoot, ja - zelfs om de verlichte, de edeldenkende opvoedster van kinderen te kunnen worden. Zie, mijne lieve alina! indien uw karel op deze wijze tot zijne moeder spreekt, en dat zal hij, of ik moest hem niet regt kennen; o! dan zal zij zich met uw gedrag bevredigd gevoelen, en, wanneer gij dan alle koelheid, alle ontevredenheid aflegt, als gij dan, arm in arm, met uwen karel haar te gemoet treedt, haar aan uw hart sluit, en met de u zoo eigene lieftaligheid zegt: ‘lieve Moeder van mijnen karel! en ook de mijne, heb ik u immer met woorden, met gebaren of blikken zelfs, eenige minachting getoond, of beleedigd? vergeef het mij, ik wil u van nu af hoogachten en liefhebben, dat vorderen uwe jaren, dat vordert mijne betrekking tot u, ja, dat vordert mijn pligt als uwe dochter, mijn pligt ook als Christin, wier kenmerk, wier ordesteeken liefde is. Liefde, die geene ergernis geeft, of neemt, die zich niet verheft, die geen kwaad denkt, die alles verdraagt, en alles hoopt.’ O mijn Kind! wanneer karel en gij, | |
| |
volgens dezen raad, handelen en spreken; dan durf ik mij vleijen dat zalige eensgezindheid weêr in uwen kleinen huisselijken kring zal terug keeren, en dat het wonen van Mevrouw salburg in uwe nabijheid eene nieuwe bijdrage zal zijn tot uw onderling genoegen. God geve het, mijn dierbaar Kind! doch verzuim geen' tijd, verberg geen opkomend verdriet voor uwen karel; achterhoudendheid is een pestwalm voor de reine liefde. Zij kan die niet verdragen; openhartigheid en vertrouwen doen haar hemelschen gloed bestendig meer ontvlammen.
Ik heb weêr meer dan te veel geschreven, lieve alina! doch ik voel geene vermoeidheid zo lang mijn liefhebbend vaderhart, door de zorg voor uw geluk, zich gedrukt voelt. De kleine emilia komt mij, met een vriendelijk lachje op de lipjes, uit naam van hare Moeder noodigen, om ginds in het lindenpriëel, dat reeds bekoorlijk groen is, te komen thee drinken. Vader! (zegt de lieve kleine) heeft een groot boek, dat een man, die de wereld rondreisde, geschreven heeft, hij zal mijnen lieven Grootvader daaruit voorlezen, of, als Grootvader wil, zal Moeder op de Guitar spelen en zingen. Nu dan, lieve Dochter! tot morgen.
|
|