wat mij op aarde nog dierbaar is, maar ik gevoelde ook dat nog sterker banden mij aan het wachtende vaderland hechten. Twee jong getorven kinderen, die mij nog naauwelijks vader konden noemen, zijn door hooger zaliger wezens daar opgevoed, en beminnen op eene hemelsche wijze ook hem die hun leven hier deed ontvlammen. Mijne emilia, met wie ik eenmaal voor de eeuwigheid vereenigd ben, ziet voorzeker verlanged uit naar het oogenblik waarin ik mij aan den grenspaal der sterfelijkheid zal bevinden. Alina! hoe liefelijk is mij de gedachten, dat uwe reeds verheerlijkte Moeder, dat uwe twee vroeg verengelde zusters, onzigtbaar voor de nog sterfelijke oogen, maar gevoelbaar voor de ziel die zich aan het stof ontworstelt, om mijn vreedzaam sterfbed zullen zweven. Ja, gewis ik zal haar gewaar worden, en hemelsche wellust zal mijn aanzijn doorstroomen. Ik zal haar zien, de geliefde zaligen, de verzachte glansen, die van haar afstralen, zullen de donkerheid van het dal des doods voor mij verhelderen, hare engelenliefde zal mij reeds Goddelijke vreugd doen genieten, eer dit hart nog ophoudt te kloppen. In mijne verbeelding aanschouw ik de verheerlijkte gestalten, die mij, terwijl mijn oog breekt, met namelooze liefde zullen toewenken. Mijne hemelsche emilia! ja! o ja! uit uwe lichte, als met morgenrood omboorde, wolk, reikt gij mij dan de hand toe, wanneer mijne beklemde borst naar den laatsten adem hijgt. Mijne jeugdige maria! mijne aanvallige julie! met eeuwige jeugd versierd, zult gij uwen stervenden Vader, met het welluidend engelengezang