tages temidden van een groep palmen, die uit de verte wenkten. Daarginds lag hun ‘koenoekoe’, in de schaduw gebed, waar hij als kind onbezorgd had gespeeld. Hij wilde terugkeren, maar het dier bleef bokken. Plotseling bevreesd dat iemand hem zou kunnen zien, sprong hij er af en rukte met moeite het beest om. Na een stevige klap begon het te draven en hij sprong er haastig op.
De laatste maaltijd lieten zij staan. Stil ruimde de negerjongen de borden met het gestolde vet op.
Het afscheid van de zusters, die ontdaan waren hun geestelijke leidsman te moeten missen, duurde kort. De priester drukte hen voor het laatst nog eens op het hart het werk naar vermogen alleen voort te zetten totdat zijn opvolger zou komen.
In de duisternis slopen de twee naar de haven. Achter hen aan dreef de bediende de ezel met de bagage. Het was stil op straat, geen der negers liet zich zien. Hoe teleurgesteld ook dat geen der gelovigen afscheid kwam nemen vond de Padre hun gebrek aan durf verklaarbaar.
Cornelis Lang ontving hen hartelijk. Na een poos werden de ankers gelicht, de zeilen gehesen. Het zware linnen ontplooide zich onder de zucht van de Passaatwind, en als een zwaan gleed ‘De Verwachting’ door een nauwe vaargeul naar de open zee. Bij dit vertrek was de kade leeg. In de stuurhut dacht de kapitein: ‘De oudste zoon van Sjon Abram vervoer ik als ballast. Wie mij dat verleden jaar had voorspeld, zou ik voor krankzinnig hebben gehouden.’
José stond op de voorplecht. Zo vaak had hij schepen zien vertrekken. Nu was hij zelf passagier. Voor het laatst zag hij de oude pakhuizen. Om gindse hoek lag het ouderlijk huis... Plotseling schoot de boot met een ruk vooruit... en toen was alles uit het zicht. Brede golven kwamen op het schip af. Hij voer over het wijde water van de oceaan, dat hij vaak met begerige ogen had gezien. Een nieuwe verwachting tegemoet!