| |
| |
| |
XIII
De meid Paulina had de luiken opengezet. Een zachte zeebries streek naar binnen; met het binnenvallende middaglicht was de kamer ontwaakt. Rosa stond voor de spiegel. Haar door de crinoline nog meer uitkomende middel deed aan dat van een porceleinen figuurtje denken. Sjon Rebecca en de naaister, een mulattin, keken toe.
‘Ik snak naar nieuwe kleren.’ Lijzig als altijd klonk de stem van het meisje.’
‘Maar lieveling, verleden week heb je pas twee nieuwe japonnen gekregen.’
‘Dat was ook nodig. Iedereen geeft feesten ter ere van mijn verloving en dan kan ik toch niet altijd hetzelfde dragen. U zegt zelf dat ik José steeds weer opnieuw moet boeien.’
De moeder zuchtte. ‘Kind, wat staat die mousseline met de rozeknoppen je goed! Het is of de ontwerper jou voor ogen had. Kijk maar in de spiegel, mi doesji. Ik zou je zo kunnen opeten. Voorzichtig, Emilia, je prikt haar.’
‘Maar mijn kapsel is weer in de war. Paulina draai nog eens mijn pijpekrullen in. Anders krijgen we geen goede indruk.’
Een blozend poppegezichtje keek haar aan. Ze strikte haar zwart fluwelen bandjes om hals en polsen. Sjon Rebecca was in een stoel neergezegen.
| |
| |
‘Ach, wat ben ik moe! Het is gisteren ook erg laat geworden. Een goed teken, dan hebben de gasten zich geamuseerd. Af en toe moet ik wel zo'n feest geven. Dat zijn we aan onze positie verplicht. Zag je hoe afgunstig de andere moeders keken toen jij met José het bal opende?’
‘Ik had geen oog voor oude dames. Wel zag ik, dat alle jongemannen me bewonderden. Het was een heerlijke avond! Gelukkig sloeg José geen enkele dans over.’
‘Als jij je maar geamuseerd hebt! Voor jou heb ik alles over. Maar ik sta nu eenmaal alléén voor die dingen. Sarah heeft geen last van zo'n ontvangst. Die krijgt de volgende morgen rustig haar ontbijt op bed. Iedereen spaart haar. En dan heeft ze Agatha en Amethysta! Dat heeft Abram destijds toch maar goed bekeken. Zelf blijft hij de ochtend na zo'n feest thuis om alles te controleren. Daar hoef ik bij je vader niet mee aan te komen. Dan woont Mirjam er ook nog met man en kinderen in. Aan haar heeft Sarah veel hulp. Nu ja, ik mag God danken dat mijn schoonzoons hun gezin kunen onderhouden. Maar Gracia, de wildebras, heb ik voorlopig op de hals! Ik verzeker je dat zij geen stofdoek van een pannelap kan onderscheiden!’
‘Kon ik u maar helpen, moeder! Maar u weet, mijn nagels breken zodra ik iets aanraak.’
‘Neen, niet jij, lieve kind. Je mag die mooie handjes niet bederven! Je zult later nog genoeg te doen krijgen, wanneer je getrouwd bent. Het zou je nu te veel vermoeien. Je ziet me er niet fris genoeg uit.’
‘Het keurs moet strakker, Emilia. Al die spelden kunnen er weer uit. Het décolleté behoort veel lager.’
‘Denk er om dat je een ingetogen jongmeisje bent. Het is niet nodig je bloot te geven. Wat ik wilde zeggen, je moet melk drinken. Niets is zo goed om roze wangen te krijgen. Denk eraan hoezeer José je teint bewondert!’
‘Och José,’ zuchtte Rosa. ‘Ik vraag me wel eens af of hij wel oog voor mij heeft. Zou deze nieuwe jurk hem bevallen?’
| |
| |
Bewonderend schepte zij met beide handen in de luchtige mousseline van de rok die als een dons omlaag zweefde.
‘Als Sjon Rosa nu even stil wil staan voor de lengte,’ merkte de naaister verlegen op.
‘Die is helemaal verkeerd. Dat ligt niet aan Sjon Rosa maar aan jou. Je zult je de moeite moeten getroosten neer te knielen.’ Geprikkeld klonk de stem van de moeder, ze beet haar dochter toe: ‘Spreek Spaans, alsjeblieft. Muren hebben oren.’
‘Zou zij het dàn niet verstaan?’
‘Daar is zij veel te dom voor. Je had het daarnet over José. Hij is toch altijd attent voor je. Merk je niet hoe verliefd hij is? Tot over beide oren, zeg ik je.’
‘Als wij niet uitgaan, zit ik 's-avonds vaak vergeefs op hem te wachten. Dat is toch geen manier om zijn verliefdheid te tonen! Ik kan het merken aan de wijze waarop u de koekjes in de trommel gooit, dat u zelf teleurgesteld bent. Toen Jacob verloofd was, vocht hij zich iedere avond vrij om naar Gracia te gaan. Waarom wilde u hem eigenlijk tegenhouden?’
‘Maar hartje, wat hadden de mensen er wel van moeten zeggen. Het komt toch ook weer niet te pas al te vaak je meisje te bezoeken. Misschien voelt José dat beter aan. Je weet, hij is niet zo uitbundig als je broer, maar hij denkt dieper over de dingen na.’
‘Och, voor mijn part kon hij wel wat minder ernstig zijn! Moeder, er is niets vervelender dan zijn gesprekken over de school en de nonnen. Ik heb moeite mijn gapen in te houden. De enige die luistert, is Estella.’
‘Ik wou dat je in één opzicht haar voorbeeld volgde. Je vader heeft gelijk. José zou vaker bij je komen als hij meer belangstelling voor zijn liefhebberijen ondervond. Dat is het enige waarmee Gracia van nut is, ze kan jullie gezelschap houden. Ik heb mijn handen vol, van 's morgens vroeg tot 's-avonds laat. Je vader wil na kantoortijd rustig de courant lezen. Deborrah heeft haar huiswerk. En om Gracia komt Estella. Die houdt de conversatie aan de gang. Zij is vol- | |
| |
komen ongevaarlijk; gisteren danste zij maar weinig. Draai je eens even om, liefje! Zie je niet dat de rok daar langer is, Emilia? Je moet heus zorgvuldiger kijken. Sjon Rosa heeft op het bal een hele strook van de roze tafzijden japon afgetrapt. Neem die straks meteen mee.’
‘Moeder, dat was niet mijn schuld. Manchi zette onder het dansen expres zijn voet er op om me langer vast te houden. Hij zei dat het zijn enige kans was me te genaken. Want nu mag ik nog alleen met José dansen. Toen ik Manchi liet zien wat hij gedaan had, lachte hij maar. U kent dat ontwapenende lachje van Manchi wel! Ja, Manchi is een ondeugd, moeder. Als alles wat zijn zuster van hem vertelt, waar is!’
‘Ik hoop dat Rachel en jij geen onbehoorlijke dingen bepraten.’
‘Maar iedere jongeman doet tenslotte die dingen. Ik weet vóór Jacob getrouwd was...’
‘Ssst! Dit is geen gesprek voor een jongmeisje! Eén ding kan ik je verzekeren, José doet het niet!’
‘Daarom is hij ook zo saai! Manchi is heel anders. Niemand zou zeggen dat ze broers zijn, José en Manchi. Viel Manchi's nieuwe costuum u niet op? Zag u hoe Manchi zijn bakkebaarden nu knipt?’
‘Noem die naam niet zo vaak. Zij verstaat je.’ Met haar kin wees de moeder de naaister aan, toen viel haar blik op Paulina.
‘Wat sta je daar te grinniken bij het raam?’
‘Enrique groet me.’
‘Brengt hij een boodschap?’
‘Neen, hij ment de paarden. Sjon José zit in het rijtuig.’
‘Uilskuiken, had dat meteen gezegd! Hij zal zeker wat vroeger van kantoor bij je komen, Rosa. Hij kon het gewoon niet langer uithouden! En dan mopper je nog. Vlug, Paulina, help Sjon Rosa aankleden!’
‘Het rijtuig rijdt door, Sjon Rebecca.’
‘Ziet u wel, hij gaat verder,’ zei Rosa gelaten. ‘Emilia,
| |
| |
doe me nu die rose glasbattist aan. Ik ben ervan overtuigd, dat hij een vracht boeken van de Padre bij zich heeft. Mijn vriendinnen zeggen dat hij rare dingen leest.’
‘Wat weten die gansjes ervan? José heeft je vader een paar van die geschriften laten inkijken. En die kan er beter over oordelen. Emilia, ik geloof dat het genoeg is voor vandaag. Sjon Rosa is moe van het staan.’
‘Neen moeder, het gaat nog best. Ik heb haast met die kleren.’
‘Je zult vanavond kringen onder je ogen hebben. Kom morgen terug, Emilia. Werk er eerst één behoorlijk af, maar behoorlijk, versta je, niet zo dat alle haken en ogen meteen afspringen.’
‘En vooral snel, Emilia, zo snel als de wind.’ Haar stem was sloom gebleven, in tegenstelling met de woorden. De naaister deed de spelden uit de mond, pakte haar benodigdheden bij elkaar en met een kleine buiging verliet zij achteruitlopende de kamer.
‘Ze werkt helemaal niet slecht, maar je mag het haar niet zeggen, anders gaat de prijs meteen omhoog. Ik heb haar naar huis gestuurd. Ze mocht tòch het een en ander verstaan. Och, Paulina, ze heeft weer de baljurk van Sjon Rosa vergeten. Neem die mee en help haar met het dragen.
‘Zie zo, de meid heb ik ook weggewerkt. Er zijn dingen die moeder en dochter onder vier ogen moeten bespreken. Als jij bij José zit, dan is hij toch lief voor je?’
‘Ja moeder, hij houdt mijn hand vast, waaiert me lucht toe, en als ik mijn zakdoek laat vallen, raapt hij die altijd op.’
‘Ja, ja, dat weet ik. Ik gluur toch ook wel eens om de deur. Maar zegt hij niets bijzonders... eh, over de toekomst?’
‘Niet dat ik weet.’
‘Ik bedoel zo, heeft hij het niet over de bruiloft? Heeft hij ooit bij benadering een dag genoemd?’
‘Waarom vraagt u mij dat telkens weer, moeder? Het beste zou zijn dat vader het met hem regelt.’
| |
| |
‘Rosa, je vader en ik zouden liever onze tong afbijten dan erover te beginnen.’ Sjon Rebecca zuchtte diep. ‘Ach kind, de tijden zijn slecht. Simon Bolivar...’
‘Noemt u vooral niet die naam.’ Rosa hield beide oren dicht, ‘dan word ik meteen misselijk. Niemand schijnt over iets anders te kunnen praten. Komen de heren bij elkaar, dan hoor je: Simon Bolivar. Wilt u een bal geven, dan is het weer: Simon Bolivar... Vraag ik om nieuwe kleren, dan is het weer: Simon Bolivar. Ik wou dat die goeie man eens ophield met zijn revolutie en ons geen last meer bezorgde!’
‘En toch is het allemaal zo vreselijk belangrijk wat er in Venezuela gebeurt, meisje, we kunnen ons niet van de wereld afsluiten. De handel is ons brood. Je vader heeft heel veel zorgen. Een verloving die lang duurt is heel kostbaar - ik wil toch ook, dat je er aardig uitziet om José te blijven boeien - afgezien van het feit dat ik alles beter zou kunnen regelen wanneer ik een datum wist, een houvast had.
En vooral, Roosje, luister niet naar wat je vriendinnen over José vertellen. Vreemde mensen fluisteren dit, ze fluisteren dat. Ze zien hem naar de Padre gaan, ze zien hem met boeken er vandaan komen. Hun bekrompen verstand kan er niet bij wat José eigenlijk wil. Van een mug maken ze een olifant. Je moet niet vergeten, dat de andere meisjes jaloers zijn. Waar is er ook op de wijde aardbol een partij als José te vinden? Jacob natuurlijk uitgezonderd, maar die is je broer. José zal net zo'n model-echtgenoot worden als zijn vader. Je zult nog aan mijn woorden denken. Ik maak me sterk dat je, eenmaal getrouwd, hem om je schattige pinkje zult winden.’
Die middag zat Sjon Esther met haar kleindochter bij het raam. ‘Och, schuif je mijn stoel wat dichter bij, Estella. Estella, hoor je mij wel!’ herhaalde ze harder. Pas toen de tweede keer haar naam werd genoemd, schrok het meisje op. ‘Ja oma, wat zei u ook weer?’
| |
| |
‘Hoor je dan helemaal niet wanneer ik tegen je praat? Altijd zit je maar achter een boek weggedoken in die fauteuil. Ik heb je al honderd keer verteld dat jongedames voor hun rug rechtop behoren te zitten.’
‘Ja oma, ik zal een andere stoel nemen.’
‘Je moest helemaal uitscheiden met lezen, een beetje rondlopen door het huis, je moeder en mij behulpzaam zijn.’
‘Maar oma, er valt niets voor mij te doen. Er zijn immers zoveel bedienden en u beiden hebt ruim de tijd hen te controleren. Iedere keer wanneer ik wil helpen, is alles al gedaan. En dit boek is zo spannend, oma! Die Walter Scott is boeiend! Heus, u moest het lezen.’
‘Och, waarvoor zou ik mijn oude ogen nog zo veel last bezorgen? Dat is me de moeite niet waard.’
‘Kan ik het u niet voorlezen?’
‘Neen liefje, dat kan ik niet van je vergen. Op mijn leeftijd heb ik heus niet zo veel nodig: mijn handwerk, een kopje koffie en dan dit plaatsje bij het raam. Dat had ik zo juist willen vragen, “doesji”, zou je oma's stoel wat willen verschuiven? Neen, niet zelf bedoel ik. Roep Magdalena maar. Zo even was zij nog hier. Die stomme meid heeft me ook zo in het zicht gezet. Iedereen kan van de straat uit zien dat ik naar buiten kijk. Weet zij nu nòg niet, dat de poten van de stoel tussen deze twee vloerplanken in moeten komen te staan. Doe je het nu zelf, lieve kind? Dat is te zwaar voor je.’
‘U bent heus erg licht, oma.’
‘Dank je, mijn schat. Wat zou er van grootmoeder terecht komen als zij haar engel niet had? Daar komt je moeder aan. Och Hannah, doe nog een schepje suiker in mijn koffie! Maar over één ding moet ik vrij uit met je spreken. Helaas heeft je verblijf op de “koenoekoe” niet lang genoeg geduurd. Je bent maar matig opgeknapt. En nu komt het zeker niet in je op, dat je bleek wordt en kringen onder de ogen krijgt, als je voor het inslapen nog stiekum in bed ligt te lezen. Maar ik zal er voor zorgen dat er 's nachts geen kaars meer
| |
| |
op je kamer is. Het is waar, poëzie en muziek horen bij een jongmeisje. Die verlenen haar een zekere sfeer en bekoring. Maar er zijn grenzen! Hoe vaak heb ik je niet verteld dat gedichten alleen maar goed zijn om in gezelschap voor te dragen. Dat geeft je een aureool van romantiek. Met je bloedeloze teint moet je er op aansturen interessant te zijn. Van je zwakte kun je gebruik maken. Als je door declamatie de aandacht weet te trekken, heb je best kans een jongeman te bekoren.’
‘Oma, ik vind het juist vreselijk wanneer iedereen naar mij kijkt wanneer ik voordraag. Ik doe het trouwens nooit in gezelschap. Maar één keer heb ik me er toe laten overhalen... dat was met Gracia's verloving. Ik kon me er toen onmogelijk aan onttrekken, omdat zij er zo dringend om vroeg. En toen was ik niet zeker of de mensen niet spotten... over de gedichten die ze niet verstaan, bedoel ik. Wat ze van mij denken, raakt me niet eens zo zeer.’
‘Dat begrijp ik niet, wat kan het je schelen of ze het werk van een of andere dichter die misschien al lang dood is, waarderen of niet? Jou moeten ze aardig vinden, of tenminste begaafd. Daarvoor hebben wij je die dure lessen laten nemen.’
‘U begrijpt me niet, oma, moeder trouwens ook niet. Verzen zijn me zo na aan het hart. Ik ving toen een blik op, van Manchi...’
‘Wat is er verkeerd aan Manchi?’ liet Sjon Hannah horen. ‘Hij is een dokter, een gestudeerd man. Hij houdt ook veel van boeken. Me dunkt jullie behoorden dezelfde smaak te hebben.’
‘Zie je, Estella,’ leidde de grootmoeder nu wereldwijs het gesprek in andere banen, ‘als je zó zit kun je uitkijken zonder gezien te worden, en aan de andere kant is de plaats van je moeder. Jij schijnt er niet om te geven wat er buiten voorvalt. Voor een meisje stel je heel weinig belang in die dingen. Je kunt toch niet altijd in jezelf opgesloten zijn. Je behoort je blik te verruimen.’
| |
| |
‘Ja, oma.’ Estella was alweer over het boek gebogen. Haar gedachten hadden hun vlucht genomen.
‘Nou Hannah, jij het andere kopje. Andere vrouwen gaan bij elkaar op visite om de laatste nieuwtjes te horen. Maar als je zo een middag stilzit voor je raam, weet je ook wat er in het stadje omgaat. Een kwestie van waarneming en combinatievermogen. Zie je, daarom is dit huis zo ideaal gelegen. Vanuit deze hoek bestrijken we twee belangrijke straten. Dit huis mag je, wanneer wij komen te overlijden, nooit van de hand doen, Hannah. Maar wie komt daar? Het lijkt Sjon Haïm wel.’
‘Ja, hij is het, moeder, hij komt vandaag laat op kantoor. Zou dat kleintje vóór de tijd...’
‘Pssst,’ met haar hoofd wees de grootmoeder naar Estella.
‘Och, zij hoort vast niets.’
‘Neen, wat je daar net veronderstelde kan niet, ik heb de dokter niet langs zien komen. Misschien heeft Sjon Haïm weer ruzie gehad met zijn schoonmoeder. Men zegt dat het tussen die twee niet botert, al spelen ze mooi weer voor de wereld.’
‘Van de andere kant komt nu het rijtuig van Sjon Abram.’
‘Kun je uitmaken wie er in zit? Misschien is het Manchi op weg naar een patient, of naar de “koenoekoe” waar hij zijn liefje ontmoet. We moeten kijken welke richting hij uitgaat.’
‘Neen moeder, ik zie het nu duidelijk, het is José.’
‘José, zeg je? Hij is anders nooit zo vroeg klaar met zijn werk.’
Merkwaardig genoeg was die naam, die niet eens hard werd uitgesproken, dadelijk tot in de verre sferen van Estella's gedachtenwereld doorgedrongen. ‘Wie ziet u daar?’
‘Wordt je ook al wakker?’ vroeg de grootmoeder. ‘Leg het boek nu eens neer en kom wat dichterbij, maar niet zo ver dat ze je buiten kunnen zien.’
‘Het kan zijn dat hij Rosa gaat opzoeken. Een geëngageerde jongeman krijgt wel eens verlof van zijn vader om
| |
| |
wat eerder naar zijn meisje te gaan,’ veronderstelde Sjon Hannah.
‘Als ik Sjon Abram was zou ik het nooit toestaan. Niet eens in de avond gaat hij geregeld naar haar toe,’ wist de grootmoeder.
‘Neen, neen moeder, het rijtuig buigt af naar de kade,’ merkte Sjon Hannah met scherpe blik op. ‘De koetsier houdt de leidsels al in.’
‘O zo, de jongeman gaat alweer naar de Otrabanda! Naar die Roomse Padre! Je zult zien, over een uur komt hij er met een rijtuig vol boeken vandaan. Meestal kijkt hij er onderweg al in, en dan ligt mijnheer hele nachten wakker om de rest uit te lezen. Iedereen weet het al.’
‘Maar oma, waarom zou José niet naar de Padre gaan en diens boeken lenen? Daar steekt toch geen kwaad achter?’
‘Omdat de hele stad er al over praat.’
‘Waarover dan, oma? Hij heeft toch meegewerkt om de school in te richten en nu zijn ze met de kerk bezig. Geen wonder dat hij veel bij Padre Pablo komt.’
‘O jij onnozel kind! De school is al lang aan de gang, de kerk alweer hersteld. Met het Kerstfeest der negers heeft José hun plechtigheden bijgewoond.’
‘Waarom zou hij dat niet mogen doen, oma? Hij is toch volwassen, in staat in zijn eigen onderhoud te voorzien. Dan kan hij toch komen en gaan waar het hem belieft.’
‘Maar toch niet naar een Katholieke kerk! Dat doet toch niemand!’
‘Ze zeggen... ik weet niet of ik het uit betrouwbare bron heb. U weet wel, moeder, we gaan nooit uit...’ begon nu aarzelend Sjon Hannah, ‘maar ik heb gehoord dat Sjon Abram José gedwongen heeft de verloving publiek te maken, om hem op andere gedachten te brengen.’
‘Zou Abram werkelijk zelf iets hebben gemerkt! Ik dacht al dat hij ziende blind was. Maar misschien is hij slimmer dan wij allemaal denken. Het is gek, mensen groeien hier
| |
| |
onder je ogen op, je volgt nauwkeurig hun levensloop en meent hen door en door te kennen. Maar hier en daar kom je voor onverwachte gebeurtenissen te staan. Doch één ding kan ik jullie voorspellen, dat huwelijk tussen José en en Rosa gaat niet door.’
‘Wat zegt u daar, oma, dat huwelijk gaat niet door?’ Estella was van haar stoel opgesprongen.
‘Maar kind, wat wind je je toch onnodig op! Je wangen zijn helemaal rood. Het gaat niet eens om personen uit een van je romans,’ merkte de moeder spottend op.
‘Let op mijn woorden!’ zei Sjon Esther. ‘Het leven is spannender dan het boeiendste boek. Daarom lees ik nooit. Ik zou willen neerschrijven wat ik nu zeg: dat huwelijk gaat niet door! Ik ben een oude vrouw. Ik heb veel verliefde paren gezien. Een beetje ondervinding heb ik wel. Als een jongeman zo lang aarzelt om de hand van een meisje te vragen, als hij haar zelden opzoekt en bovendien nog alle mogelijke vreemde ideeën naloopt... dan kan zijn vader op zijn kop gaan staan, maar zijn wil kan hij niet doordrijven. Och, ik heb al zo veel van die gevallen gezien!’
‘Maar zou u heus denken dat José niet van Rosa houdt? Ik ontmoet hen vaak samen. Iedereen zegt dat zij zo verliefd zijn.’ Fluisterend had Estella deze woorden uitgesproken. Voelend dat het bloed haar naar de wangen steeg, had zij zich naar het donkere gedeelte van de kamer teruggetrokken.
‘Loop nu niet weg, kind. Ik was juist zo blij dat je het boek had neergelegd. Je verliest je verstand nog met al dat lezen! Schuif je stoel wat dichter bij, dan kun Je ook kijken. Sjon Rebecca is vandaag laat voor haar kransje. Zeker druk bezig met de uitzet van Rosa. Maar wat ik je wil leren, Estella, je moet je nooit door de schijn laten misleiden. Mensen die uitgaan kunnen lang niet zo goed conclusies trekken als toeschouwers uit de verte; die hebben de benodigde afstand.’
‘Ja oma.’ Estella zat nu vlak naast de grootmoeder, met
| |
| |
ogen die plichtmatig uit het raam keken zonder de beelden te registreren. Voor zich uit starende, kon ze ongemerkt haar gedachten verder uitspinnen...
|
|