| |
| |
| |
IX
Elias was vertrokken, door alle mannelijke familieleden uitgeleide gedaan. Weemoedig had Sjon Abram tussen de twee oudste zonen in, het zeilschip nagekeken totdat het uit het zicht was. In de laatste tijd had hij vaak aan de doelmatigheid getwijfeld om nog een tweede zoon naar Europa te sturen. Maar voor dat doel had hij zo hard geploeterd. En nu tobde hij nog!
Op een avond toen hij alleen op de achterstoep bij het flakkerende licht de bijbel zat te lezen, kwam Jacob zachtjes bij hem. Geruisloos plaatsnemend wachtte de neef totdat zijn oom het boek zou sluiten. Toen het gebed geëindigdwas, nam hij zijn hoge hoed af en het viel Sjon Abram op dat hij zijn beste kleren aan had. Hij begreep de bedoeling.
Zij begroetten elkaar plechtiger dan gewoonlijk. En na langdurig de gezondheidstoestand der verschillende familieleden te hebben besproken, voelde Jacob zich genoodzaakt op het doel van zijn bezoek te komen. Sjon Abram kreeg medelijden. Hij was nog niet te oud om zich in de gemoedstoestand van de ander in te denken. Hij had immers ook zijn eerste schoonzoon op streek geholpen. Toen hij over Rachel begon te praten, sneed Jacob hem bruusk de woorden af:
‘Oom, ik kom om de hand van uw dochter vragen.’
‘Dat begreep ik direkt, Jacob, zodra ik je Sabbathkleren zag. Aan geen ander zou ik haar eerder willen toevertrouwen.’
| |
| |
‘Zij is nog erg jong, oom. Ik vreesde uw bezwaren. Maar u hebt zeker opgemerkt hoe lief ik haar heb.’
‘Ongetwijfeld, voor ons ouders bestaan geen geheimen. Ik weet stellig dat ze veel van je houdt.’
‘Zou het waar zijn, oom? Daar ben ik juist niet zo zeker van. Ik denk soms dat ze zelfs niets van mijn genegenheid vermoedt. Het is nog zo'n kind.’
‘Je hoeft niet bang te zijn. Zij toont haar gevoelens niet.’
‘Mijn vooruitzichten zijn best, oom. Zodra zij zestien wordt kunnen wij trouwen.’
‘Wat zeg je... zestien? Zij is pas eenentwintig geworden!’
‘Gracia bedoel ik.’ Slechts stamelend kon Jacob het uitbrengen.
Sjon Abram hield zich aan zijn stoel vast. ‘Zei je... Gracia?’ Hij wilde zich vergewissen. Schuldbewust knikte Jacob.
‘Maar dat is toch een schoolmeisje! Waarom wil je niet met Rachel trouwen? Die is toch veel mooier en verstandiger. Zij zal een zeer bekwame huisvrouw worden.’
‘Oom, hoe zal ik het u uitleggen! Zij is me té volmaakt, in karakter zowel als uiterlijk. Verstandig, bekwaam ben ik zelf. Ik heb een vrouw nodig die dwaas kan zijn en lachen om niets. Dat is Gracia. Die avond op het bal viel het mij op. Ik kon haar niet vergeten. Iedere keer kwam ik om mezelf te overtuigen dat ze geen meisje voor mij is. En als ik naar huis ging, wist ik dat ik geen ander wilde.’
‘Maar ik kan de jongere dochter niet vóór de oudere weggeven! Gracia is nog te jong. Zij kan niet trouwen!’ weerde Sjon Abram beslist af.
Jacob keek verschrikt. Zou hij evenals de Patriarch zeven jaar moeten wachten? ‘Ik oktober wordt ze zestien. Bent u dan vergeten hoe het ging toen u vrijde?’ Hij begon te pleiten. ‘Iedereen zei: ze is te jong. Een arme wees. Je hebt zelf geen geld en geen vader om voor je te zorgen. Kijk liever naar een ander meisje. Maar u zette door. Toen tante Sarah zestien was, trouwde u.’
| |
| |
De oom was ontwapend. Hij wist zich gewonnen, maar probeerde nog tegen te stribbelen. ‘Zij is nog in de groei. De dokter wil dat zij een tijd uit de tropen komt. Zo'n kind kan niet huwen.’
‘Ik wil alles voor haar doen, oom. We zullen voor haar gezondheid naar Europa gaan.’
Verbaasd luisterde Sjon Abram. Een natuurlijke oplossing deed zich voor. Misschien was deze schikking door de Almachtige bedoeld. Dan mocht hij toch zeker de jongeman niet weigeren. En nu Jacob zo vastberaden bleek, zou het dwaas zijn een goede partij af te slaan. ‘Ik geef je toestemming met Gracia te spreken,’ zwichtte hij tenslotte.
Dankend verliet Jacob hem. Verslagen ging Sjon Abram naar de slaapkamer van zijn vrouw om haar het nieuws te vertellen. Zij was geheel ontzet. ‘Hoe moeten wij het Rachel vertellen! Zij zal het zich erg aantrekken. Ook haar trots zal gekrenkt zijn.’
‘Ja, nu pas denk ik daar ook aan. Het zal een zware slag voor haar worden. In de laatste tijd loopt ook alles anders dan wij hadden voorzien, vrouw!’
‘Wij moeten ons leren buigen voor de wil van de Allerhoogste, man.’
Jacob kwam Gracia in de zaal tegen op weg naar haar ouders om de zegen voor de nacht te ontvangen. ‘Ga je mee voor een wandeling?’ vroeg hij.
‘Ik zou graag willen. Het moet buiten heerlijk zijn! Maar het mag vast niet van vader.’
‘Hij heeft mij zijn toestemming gegeven. Kom maar!’
Juist toen zij door de huisdeur wilden, stond Néné achter hen met een ragfijne fichu van witte wol in haar handen. ‘Sjon Gracia moet dit omdoen als zij de tuin ingaat. De dauw is koel. Mijn benen zijn te oud om zieke mensen op te wachten.’ Liefderijk legde ze de doek om de smalle meisjesschouders.
Buiten klonk het oorverdovende getjirp der krekels. Door
| |
| |
een waas van dunne doornboomtakken en fijne palmbladeren zag Gracia de sterren helder fonkelen. Stil onder de grootsheid van de tropische nacht, liep zij naast Jacob voort die haar een arm had aangeboden.
‘Alsof ik hier niet iedere steen kende!’ dacht zij. ‘Maar dat hoort zeker bij de tover van deze avond. Vader vindt het goed dat ik uitga, en Jacob behandelt mij als een dame. Hij ziet er ook zo netjes uit!’
De geur der oranjebloesems was sterk. Alles leek op een fijne zwart-witte ets. Beiden pasten er goed in, zij in haar witte jurk, hij in zijn donker pak.
‘Hoe moet ik beginnen?’ martelde Jacob zich af. ‘Wat zal ik haar zeggen? Zij is zo licht als een elf uit “Midzomernachtsdroom”, en de ezel loopt naast haar. Ik zal moeten spreken in een taal die zij kan verstaan!’
Hij begon haar de sterrebeelden aan te wijzen en zijn kennis verraste haar.
‘Op mijn reis naar Venezuela werd mij dit aan boord uitgelegd. De zeelui oriënteren zich door middel van de sterren. Zou jij de kleine ster willen zijn waarnaar ik mijn koers kan richten? Toen ik je laatst op het feest zag, was je zo luchtig als een wolk. Wil je de zon voor mij afschermen als het te warm wordt in mijn leven?’
‘Waarom niet, Jacob! Ik zal alles doen wat je wilt! Jij bent ook goed voor mij!’
‘Is het werkelijk, kind? Wil je naast mij door het leven gaan? Mag ik altijd op je genegenheid rekenen?’
‘Ja zeker, Jacob. Wat jammer, we zijn nu weer bij het huis. Ik zal deze wandeling nooit vergeten.
‘Werkelijk, meisje? Ik dank je duizendmaal voor wat je mij wilt geven.’ Op de stoeptreden kuste hij haar hand.
In het portaal stond Sjon Abram. Na een haastig afscheid verdween Jacob in het duister, naar het wachtende rijtuig.
Binnen vroeg de vader zijn dochter: ‘Heeft hij met je gesproken?’
| |
| |
‘Ja, een boel dingen. Het was heel verward en onsamenhangend. Ik heb er geen woord van begrepen.’
‘Maar kind, hij wil met je trouwen!’
‘Met mij?... Waarom niet met Rachel?’
‘Hij wil jou nu eenmaal tot vrouw en zal je mee naar Europa nemen.’
‘Wat zegt u daar? Naar Europa? Vindt u het goed? Mag ik werkelijk naar Euorpa?’
Toen Sjon Abram bevestigend knikte, begon zij rond te tollen. Dat was nu het slot van deze merkwaardige avond! Zij had zich zo'n geluk nooit kunnen dromen. Nu moest zij het ook mededelen. Haastig omhelsde zij de vader. Hij had nauwelijks tijd haar te waarschuwen dat moeder sliep. Onder de zegenende hand door was zij weggeglipt.
In haar slaapkamer flakkerde de kaars in de glazen bol van het windlicht. De gordijnen van het grote bed stonden nog open. Deborrah, die op haar gewacht had, was in slaap gevallen. Lange donkere krullen golfden over de meisjesrug, die zich duidelijk onder het laken aftekende. Gracia gaf haar een klap op het achterwerk, waarvan ze overeind schrok. ‘Ik ga naar Europa!’
Deborrah keek de zuster met grote ogen onwezenlijk aan.
‘Je gelooft het zeker niet! En toch is het zo! Jacob gaat met me trouwen en dan neemt hij me mee naar Europa!’
‘Gracia, maak nu geen grappen en ga slapen! Doe eindelijk dat licht uit!’ Zij gooide zich weer voorover in het kussen en was meteen weer in slaap.
Gracia trok aan haar. ‘Ik houd je niet voor de gek, het is heus waar! Eerst had hij met vader gesproken en toen mocht ik met hem wandelen in plaats van naar bed te gaan. En hij gaf mij een arm en hij heeft mijn hand gezoend! Kijk, hier! En vader heeft me verteld dat hij me meeneemt naar Europa als we getrouwd zijn.’
De andere werd niet meer wakker. Gracia walste nog even rond. Dan liet zij de kleren van het lijf vallen die in een
| |
| |
kring op de grond bleven liggen voor Néné om op te ruimen, trok de nachtpon over zich heen, stapte bij het ondereind op het bed, deed een paar passen en plofte neer. Ook zij sluimerde dadelijk.
In de kamer daarnaast lag Rachel wakker. Moeder had haar voorzichtig het nieuws medegedeeld. Zij kon het onmogelijk verwerken! De mooie gave tanden beten in het kussen, maar haar ogen bleven droog. Iedere hoop was vervlogen! Jacob was de enige die ze begeerde. Een man waar ze tegenop kon zien, die ze kon bewonderen! Een ander zou ze niet nemen. Er was niet één die hem evenaarde. Als ze hem maar had weten te boeien voor het te laat was! Dom was zij geweest niet te merken dat zijn bezoeken de jongere zuster golden! De negers zouden zeggen dat Gracia hem met een drankje behekst had. Ja, met de betovering van haar charme. En zij zelf had toegekeken, terwijl haar de man ontglipte voor wie zij op gloeiende kolen had willen lopen. En haar leven zou worden als dat van Agatha en Amethysta, van een ongetrouwde vrouw die niet telde. Zij de mooie, de trotse, zou in zijn huis op de kinderen moeten passen! Zij kon zich niet voorstellen dat zij ooit kon berusten. Zo gingen haar gedachten door... de hele nacht.
Gelukkig dat hier buiten geen groot verlovingsfeest nodig was; met een intiem diner in familiekring kon worden volstaan. Zelfs de beide getrouwde dochters van Sjon Moïs bedankten omdat de een vlak voor een bevalling was, de ander deze pas achter de rug had. Maar het nieuws had zich al lang verspreid en dagelijks kwam bezoek.
Sjon Agatha en Amethysta die haar handen vol hadden gehad met naaiwerk, omdat Gracia in haar schoolkleren belachelijk zou zijn, waren druk bezig met het eten. Voor deze gelegenheid was een bijzonder lange spijskaart samengesteld.
Een beetje duizelig van de drukte en de warmte der laatste dagen, zich telkens aan een stoel vasthoudend, schuifelde
| |
| |
Sjon Sarah langzaam de zaal binnen. Toen zij even in profiel tegen het licht stond, knikten de tweelingzusters tegen elkaar. Te preuts om er over te spreken, begrepen zij echter zonder woorden. De verwrongen gelaatstrekken voorspelden, dat het deze keer zeker een meisje zou worden.
Beide tantes keurden voldaan Gracia in de nieuwe geborduurde japon. Wat had het een moeite gekost de al te schrale meisjesgestalte met strookjes over de borst op te vullen. Andere ruches vielen over de ellebogen en moesten het hoekige van de arm bedekken. De vers gesteven rok stond wijd uit, terwijl ze als een tol voor de bewonderende moeder begon te draaien, en vóór iemand het wist was zij de huisdeur uit. Het geluid van naderende wielen werd hoorbaar.
Jacob, waar ben ik? Zoek me!’ klonk het tussen de houten potten vandaan.
Verbaasd liep de jongeman de stoep op, achter het machtige plissé van een waaierpalm ontdekte hij het jonge gezicht, even gaaf als het groene blad. Met kloppend hart bracht hij de kleine hand naar zijn lippen. Nadat het meisje de familie van oom Moïs en haar vriendin Estella had begroet, geleidde hij haar aan de arm de tuin in.
Sjon Sarah gaf aan de jongemeisjes een wenk de verloofden te volgen, want dat vereiste de welvoegelijkheid. Estella voelde zich verlegen naast Rosa, die er in een geruite porcelein-blauwe taftjapon piquant uitzag. Haar eigen erwtengroene jurk had haar thuis zo mooi geleken en nu vroeg zij zich af of de woorden waarmee tante Rebecca haar toilet had geprezen, niet sarcastisch bedoeld waren. De nicht sloeg een arm om haar heen, de andere om Deborrah's middel. Beide meisjes waren veel jonger dan Rosa en zij was niet bijzonder op hen gesteld. Maar haar moeder had haar geleerd genegenheid en gevoeligheid aan de dag te leggen, vooral bij zulk een gelegenheid, nu zij beide neven op korte afstand achter zich aan wist. Het bevallige groepje in pastelkleurige japonnen trok de aandacht der jongelieden.
| |
| |
‘Kijk, de drie gratiën lopen voor ons uit,’ schertste Manchi, en ook José genoot van het schouwspel.
Nauwelijks waren beide vrouwen alleen, of Sjon Rebecca hield haar zuster bij het binnenlopen van de zaal aan één hand staande. Haar kritisch van terzijde opnemende, zei zij: ‘Wàt, alweer?’
‘Ja, alweer!’ Een berustende glimlach was op Sjon Sarah's lief gezicht. ‘Heb je het gezien?’
‘Het was het eerste wat me opviel. Ik moest me voor de jongemeisjes inhouden. Hoe voel je je nu?’
‘Heel moe en slap. Maar Abram is één en al zorg voor me.’
‘Wat zal je blij zijn als het achter de rug is!’
‘O, ik verlang er naar het kind in mijn armen te houden. Het heerlijkste voor een vrouw is kinderen te schenken aan de man die zij lief heeft. Ik dank de Almachtige dat hij me vruchtbaarder heeft gemaakt dan andere vrouwen.’
Trots weerhield Sjon Rebecca de ontrouw van haar man die ze oogluikend duldde, te verraden.
‘Je wilt zeker dat het een jongen wordt. Het leven is immers zo veel gemakkelijker voor hen.’
‘Ongetwijfeld is het een voorrecht een man te zijn. Maar je mag niet zeggen dat zij het beter hebben. Ik heb vaak te doen met Abram als hij door de hitte van de dag moet om voor ons te zorgen. Dan kan ik in de koelte van het huis blijven rusten.’
‘Met je pijnen en migraines zeker! Maar Sarah, wat weet een man eigenlijk af van het lijden van ons vrouwen?’
Op dit ogenblik zette een negermeisje de tuindeur open en een verfrissende bries woei binnen. In de schemering lichtte het kleurige bouquet van de japonnen der jongemeisjes tegen het donker groen der heesters. Van nabij wiegden, als rode vogels met een lange bek, de bloesems van Hibiscusstruiken in de wind.
‘Gracia viel me geweldig mee in het nieuwe toilet. Mis- | |
| |
schien lukt het nog een aardig bruidje van haar te maken. Maar wat is Estella toch lelijk! Vandaag merkte ik het weer op. En zag je dat fletse groen van haar japon?’ Fel fladderde Sjon Rebecca's waaier.
‘Zeg dat niet, Rebecca! Zij is alleen onvoordelig gekleed. Een bleek meisje mag dat tere groen niet dragen. Maar de arme Hannah gaat te weinig uit om dat te weten. Trouwens, van hier uit doet dat groen het helemaal niet slecht!’
‘Een meisje moet er vooral van nabij goed uitzien!’
‘Zij is heel intelligent,’ vergoelijkte Sjon Sarah. ‘Misschien haalt Gracia haar vanavond over te deklameren.’
‘Hebben Rosa en Gracia die liederen goed ingestudeerd?’
‘Ja natuurlijk, daar heb ik voor gezorgd. Het domme kind had geen idee dat ze haar verloofde moest voorzingen. Dat heb ik, toen we geëngageerd waren, uit mezelf voor Abram gedaan.’
‘Ja, jij was op die leeftijd veel vrouwelijker dan zij!’
Ondertussen zaten de beide broers weer samen op de stoep. Abram presenteerde de snuifdoos. Hij betreurde nog steeds dat hij Jacob niet Rachel, de mooiste en verstandigste van zijn dochters, mocht geven. Moïs troostte hem, in hoofdzaak maakte het niet veel uit. De boedel zou ongescheiden kunnen blijven. Toen stelden zij de bruiloft na het Slotfeest vast. Het jonge paar zou voor de wittebroodsweken deze ‘koenoekoe’ kunnen krijgen en in December naar Europa vertrekken. Bij hun terugkeer konden zij bij Jacob's ouders wonen, want Sjon Rebecca had zich er al op gespitst haar schoondochter in het huishouden in te wijden.
‘Wat zal het stil worden bij ons!’ zuchtte Abram. ‘We missen Elias al erg genoeg.’
Om hem af te leiden begon Moïs over de politiek. De onderhandelingen in Venezuela vlotten niet. Sjon Abram wenste dat Spanje de tanden zou laten zien, de broer was meer voor een vergelijk. In de grond van hun hart liet het hun onverschillig wie zegevierde. Als er maar rustiger tijden mochten aanbreken!
| |
| |
Uiterlijk fris kwam Rachel aan tafel. Onder het voorwendsel de tantes te helpen, had zij op haar kamer flink de sterke geur van het reukflesje opgesnoven. Niemand zou mogen vermoeden hoe scherp die hoofdpijn brandde. Zij was zelfs een beetje té vrolijk en liet haar glas niet leeg staan, hetgeen in de algemene luidruchtigheid niet opviel.
Beide vaders spraken hun kinderen toe en Jacob dankte voor de heilwensen. Bewonderend keek hij Gracia van terzijde aan. Zij, die vroeger aan het verste uiteinde van de tafel had gezeten, voelde zich geweldig nu plotseling het middelpunt te zijn. Estella zat naast Manchi. Toen Sjon Abram's blik op beiden viel, bedacht hij dat zij een geschikte vrouw voor de tweede zoon zou zijn. Weliswaar had Mordechai zich minder goed tegenover beide broers gedragen, maar daar kon zijn kind niets aan doen. Eens moest de rancune worden begraven. Tenslotte was ook zij een Montalto en haar bruidsschat niet te versmaden. Een intelligente vrouw zou goed bij een dokter passen, en een beetje ernst kon Manchi niet schaden. Tegen de tijd dat Estella in gezelschap uitkwam, zou de zoon net aan trouwen kunnen denken. Hij moest het plan met zijn echtgenote bespreken.
Na tafel in de grote zaal, toen de koffiekoppen leeg waren, gaf Sjon Sarah het teken. Gracia voelde haar hart luid bonzen terwijl Rosa aan de piano de partituur voor haar open sloeg. Ze had nog nooit zoals de oudere meisjes, voor volwassenen gezongen. Maar plotseling vatte zij moed, en haar stem klonk zuiver. Haar aankijkend, kreeg Jacob tranen in de ogen. Zijn kleine wolk bracht hem koelte toe. Na luid applaus, speelden beide meisjes nog quatre-mains.
Het gesprek was geanimeerd. Maar Gracia liet Estella geen rust. Eindelijk gaf het schuwe meisje toe. Een rode vlam sloeg over haar ene wang tot diep in de hals, het bleke gezicht ontsierend. Maar onder de voordracht vergat zij haar gehoor en gaf zich geheel aan de extase van de poëzie. Zij schrok toen zij geëindigd had, want zij meende een smalende
| |
| |
lach om Manchi's lippen te zien. Het zou niet hinderen wanneer die voor haar bedoeld was, als hij maar niet met haar lievelingsdichter spotte! Enthousiast klapte Gracia en de anderen vielen beleefd bij. Estella bleef in onzekerheid, of zij zich niet vergist had, want nu bukte Manchi zich over de muziek, die hij uit Leiden had meegebracht. Hij haalde zijn cello, José en Rachel de violen, en Rosa begeleidde hen bij een kwartet van Mozart.
De blijde muziek goot zich uit over de nachtelijke tuin, waar de negerkinderen met verrukte gezichten stonden te luisteren. Zij dachten dat dat verre Holland toch mooi moest zijn als de mensen daar zo onbezorgd muziek konden maken. Daar waren ook allen blank, geen heer en geen knecht.
Sjon Abram zat hand in hand met zijn vrouw, die geheel van haar toestand afgeleid, zich zeer plezierig gevoelde. Beiden dachten terug aan hun verlovingstijd, aan de zoon op zee, en wisten het elk met zekerheid van de ander. Bij het wegsterven der klanken viel hun blik op de verzamelde kinderen, ze wisten zichzelf gelukkig. Op zo'n avond voelde Sjon Abram zich voor de gedurige moeite voor de opvoeding der kinderen beloond.
|
|