| |
| |
| |
V
Na het Poeriemfeest hield de bedrijvigheid aan; voorbereidingen voor het grote bal waren in volle gang. Manchi dacht dat de bijen nu weldra zouden uitzwermen, zo groot was de opwinding. De naaikamer was voor hem verboden terrein. Elk uur van de dag waren de vrouwen daar aan het passen.
Alleen de naaste familie had de inrichting van de balzaal gezien. In de stad was de nieuwsgierigheid groot. Bekend was, dat vele kisten en balen die voor Sjon Abram met ‘De Verwachting’ waren aangekomen, voor eigen gebruik waren bestemd. Wanneer de vrouwen 's-middags met een handwerkje bij elkaar kwamen, gingen zij zich aan gissingen te buiten. Sjon Rebecca had meer kunnen weten, maar haar zwager had tegenover haar weinig losgelaten, en fijntjes glimlachend deed zij alsof zij niets mocht verraden. Over één ding waren zij het allen eens, namelijk dat het een hele prestatie was na Poeriem een zo groots opgezet bal te geven.
Gelukkig hadden de vrienden, attent genoeg, met het feest veel eieren gestuurd, en zeker zou er ook nog wat van het bakwerk zijn overgebleven!
Sjon Abram verwachtte heel veel van het komende bal; minstens twee verlovingen die zijn broer Moïs en hij al lang hadden uitgedacht. Manchi kwam binnenkort op eigen benen te staan, en José moest nu naar een vrouw uitkijken. En wie zou beter geschikt zijn dan zijn nicht Rosa? De jongen
| |
| |
kon niet beter wensen: een goede vrouw van goede en gefortuneerde familie, zijn eigen familie. En zeker zou Jacob er bij die gelegenheid toe komen de hand van Rachel te vragen. Die twee waren voor elkaar geschapen, alles wees op wederkerige sympathie. Als hij haar in het nieuwe toilet zou zien, getooid met de juwelen, die zij voor die gelegenheid van haar ouders zou ontvangen, zou hij stellig besluiten. Moïs had nog altijd zijn deel in de zaak van hun vader. Wanneer deze beide verbintenissen tot stand kwamen zou een regeling kunnen vervallen. Wie wist zou Manchi onder de vele huwbare meisjes zijn keuze kunnen doen. Dat had nog weliswaar de tijd, maar het kon geen kwaad wanneer hij ze nu alvast in ogenschouw nam. Dit feest moest een hoogtepunt worden. Dat stond voor hem vast. De welstand waarvoor hij jarenlang had gezweet, behoorde tentoongespreid te worden; een bal waarover de bewoners van het eiland in jaren niet uitgepraat zouden raken. De uitnodigingen waren rondgestuurd en de Gezaghebber had zijn tegenwoordigheid al toegezegd. Hij verwachtte ongeveer tweehonderd gasten, niet alleen van hun eigen kring. Ook Hollandse zeeofficieren uit het fort. Die moest je er altijd bij vragen, want de meesten waren ongehuwd en wisten niet welke meisjes goed dansten. Zo zouden ook de muurbloempjes een kans krijgen.
Het geroezemoes in huis bracht hem in een aangename stemming. Hij dreef de vrouwen tot steeds grotere ijver. De tweelingzusters stonden versteld. Zij kenden hun broer niet meer. Wel wisten zij dat hij gastvrij was, maar zij hadden zich nooit kunnen voorstellen dat deze zuinige huisvader zo kwistig geld ter beschikking zou stellen. De laatste dagen schoten zij - een en al spanning door de grote verantwoordelijkheid, die op hun gebochelde schouders rustte - als opgeschrikte uilen door het huis. Sjon Sarah zorgde voor de goede ideeën, de uitvoering liet zij aan de anderen. Sjon Abram was verrukt over haar bijdrage.
| |
| |
Eindelijk was de zo lang verbeide avond gekomen. Uit alle vensters straalde licht. De ontvangstkamers stonden wijd open en de balzaal prijkte in volle luister. De lichtschijn van honderden brandende kaarsen gleed over de kristallen facetten der luchters, het roze-rood damast der meubels tot feller kleur opwekkend. En dit alles werd veelvoudig door de grote spiegels weerkaatst, zodat het hele vertrek een en al gloed en flonkering was. Achter de open ramen bewoog de tropische tuin spookachtig op de zucht van de Passaatwind.
Ranken en bloemen, in aarden ‘poron's’ gerangschikt, rezen op van de vloer. Potten met varens en bloeiende oleanders werden naar binnen gedragen en vormden in een hoek een haag, waarachter een goed waarnemer donkere gezichten kon onderscheiden. Manchi had het idee gehad - behalve het Venezolaanse dansorkest, dat zich om de piano had geschaard - negermuzikanten uit te nodigen. De bezwaren van zijn vader dat deze minder toonbaar waren, had Sjon Sarah op deze wijze weten op te lossen.
In de grote ruimte zat de familie rondom de gastheer. Na vele dagen bedrust was de moeder opgestaan. Zij had er in lange tijd niet zo goed uitgezien. Het ivoor van haar smal, door bruine krullen omlijst gezicht kwam tegen het lichtpaarse satijn van haar baljapon uit als een kleinood op de zijde van een cassette. In haar diadeem en halssnoer fonkelden parelen. Haar smal figuur had bijna iets meisjesachtigs. Iemand, die niet wist dat de jongelui die allen boven haar uitstaken haar kinderen waren, zou haar voor een heel jonge vrouw kunnen houden. Naast haar kraakten Sjon Agatha en Amethysta in zwart taft, angstig het personeel in het oog houdend. Mirjam was nog boven bij de kleine kinderen. Rachel's klassieke schoonheid kwam in de kanten japon goed uit. In de krans van haar donker haar en tegen de bleke teint van haar hals schitterden granaatstenen. De moeder gaf haar een wenk zich in de wangen te knijpen. Een blos steeg op en gleed weer weg: opnieuw was de huid zo wit als mar- | |
| |
mer. Zenuwachtig trilden de waaiers als vleugels van rustende vlinders.
Elias was voor het eerst in het gezelschap der ouderen toegelaten. In een afleggertje van haar zuster wachtte Gracia op haar nichtje, waarmee zij in een der aangrenzende kamers een paar danspasjes mocht doen.
Op school was zij onafscheidelijk van Estella. Gracia wist, dat het voorbeeldig lerende meisje, zodra zij alleen waren, even uitgelaten als zijzelf kon zijn. Zodra er volwassenen bij kwamen, werd zij verlegen. In volslagen eenzaamheid was ze opgegroeid. Haar moeder, vroeg weduwe, leefde geheel teruggetrokken bij haar ouders. De vader was een halfbroer van Sjon Moïs en Abram, een zoon uit het eerste huwelijk met een zeer rijke vrouw - die in het kraambed was gestorven. Het hem nagelaten fortuin had Mordechai liever verbrast dan - zoals dat op het eiland behoorde - zijn beide verweesde broers te helpen. En op latere leeftijd was hij met de dochter van een vriend getrouwd. Zijn vrijgezellenbestaan had sporen op het uiterlijk van zijn dochter nagelaten. Haar kleurloos gezicht vertoonde geen zweem van jeugd.
De vriendschap der meisjes had weer wat toenadering tussen de gezinnen teweeggebracht. Nog meer verlegen dan gewoonlijk kwam Estella binnen. Met haar hand in de zijne ontviel het Sjon Abram: ‘Wat ben je groot geworden. Je zult binnenkort zeker in gezelschap uitkomen.’
‘Ja oom, ik word volgend jaar achttien.’ Zij vluchtte met Gracia naar de voorkamer, want reeds rolden de eerste rijtuigen aan. De gasten werden door de bedienden binnengeleid. Een ieder bleef op de drempel staan en telkens waren kreten van bewondering te horen. Sjon Abram bracht mensen die bij elkaar pasten tezamen, om het gesprek op gang te brengen. De heren troffen meteen een vlotte toon en uit hun gelach konden de vrouwen opmaken dat zij elkander aan het plagen waren. Sjon Sarah was het middelpunt der dames; naast haar zat Sjon Rebecca. Het donkere paars van haar
| |
| |
japon was bij het rossige haar gekozen en harmonieerde met het lichte mauve van haar schoonzuster. Ze leken twee herfstasters.
De levensstijl die zij in Spanje hadden gevoerd was deze mensen bijgebleven aan de overkant van de oceaan, door de eeuwen heen.
Het geroezemoes werd luider toen het rijtuig van de Gezaghebber was voorgereden. Toen hij met zijn vrouw aan de arm op de drempel verscheen viel er een plotselinge stilte. Sjon Abram ging hen tegemoet en begeleidde hen naar zijn vrouw. Als een schip met volle zeilen stevende de echtgenote van de Gezaghebber de zaal binnen, een grote Germaanse verschijning met een kroon van glanzend blond haar. Fluweel, hetzelfde blauw als haar ogen, spande over de enorme boezem. Het leek of de lange rok geen einde had. Naast haar zonk Sjon Sarah volkomen in het niet. Zij kon in haar verlegenheid niets bedenken, wat haar voorname gast zou interesseren. Gelukkig kwam van de andere kant Sjon Rebecca te hulp. Nadat de Gezaghebber enige woorden met de dames had gewisseld, werd hij door de gastheer naar een groepje zeeofficieren geleid.
De vrouwen fluisterden elkaar achter de waaiers toe: ‘Zij is wel echt “deftig”, maar zo stijf als een houten pop. Wat een gebrek aan gratie!’
‘Wel bijzonder, dat fluweel,’ merkte een ander op, ‘maar het moet erg warm zijn.’
‘Weet je dan niet dat de “makamba's” zuinig zijn? Zij draagt hier zeker haar oude kleren af, denkende dat het voor ons goed genoeg is.’ De koffiekopjes waren leeg, de vrouwen begonnen de versnaperingen te weigeren uit vrees voor gulzig door te gaan. Sjon Abram gaf een teken en de muziek zette een quadrille in. Hij opende het bal met Rachel aan de arm, José en Rosa volgden, een lange stoet achter hen aan. De toekijkende vrouwen fluisterden:
‘Rachel is een schoonheid! Wie om haar hand dingt, moet
| |
| |
wel gouden laarzen dragen. Zij heeft reeds velen geweigerd.’
‘Jacob zal de uitverkorene zijn,’ klonk een andere stem gedempt terug. ‘Nu is hij terug uit Venezuela. Zij is het knapste en rijkste meisje, hij de jongeman met de beste vooruitzichten.’
Sjon Abram keek tijdens de dans naar zijn vrouw. Hoe bekoorlijk was zij nog! Zij deed hem vanavond aan een van die verrukkelijke theerozen in zijn tuin denken, die op het mooist zijn wanneer hun bladeren op het punt staan uit te vallen. Als zij ook eens zo schielijk zou verbloeien? Zij was zo teer, dat er weinig voor nodig was: een sterker zuchtje van de Passaatwind, een regenbuitje... Een koude rilling voer door hem heen. Maar hij vermande zich. Nu was het feest waarnaar hij zo lang had uitgekeken in volle gang en er mankeerde niets aan. Steeds weer hoorde hij de dansers zijn smaak bij de aankleding van de zaal prijzen. En hij moest de zusters zijn complimenten maken. Hoe zorgvuldig was alles niet voorbereid!
José keek onder het dansen naar Rosa. Zij droeg een japon van mat-roze satijn en in het haar - als een symbool - een krans van roosjes. Hij bedacht, dat zij haar naam eer aandeed. Zou dit meisje de grote liefde voor mij betekenen, de liefde waarnaar ik al jong verlangd heb? Zou zij hetzelfde voor mij kunnen zijn als moeder voor vader? Maar wie anders dan zij? Ik ken geen bekoorlijker wezen dan Rosa. Waarom weifel ik nog?
Opeens doorzag hij de ijdelheid van dit feest. Het leven had toch meer te betekenen dan deze oppervlakkige vertoning. Zouden al die woorden oprecht gemeend zijn? Zou de voorspoed van hun gezin steeds aanhouden? In Egypte waren op de vette jaren magere gevolgd. Maar hoe kwam hij er eigenlijk op? Hier was dat niet mogelijk, hun leven was immers zo veilig gevestigd! Ook hij rilde. Als in een droom danste hij. Toen viel zijn oog weer op Rosa en hij schrok wakker.
| |
| |
‘Ik heb je nog nooit zo mooi gezien als vanavond,’ fluisterde hij om zichzelf op andere gedachten te brengen. Zij dankte hem met een druk van haar kleine vingers, maar glimlachte langs hem heen tegen Manchi, die zij in de volgende figuur dezelfde hand reikte. ‘Wat is hij toch knap,’ dacht zij, ‘en heel wat onderhoudender dan die saaie José, die mijn ouders blijkbaar tot mijn toekomstige echtgenoot hebben bestemd.’ Met een hoofdknik nam zij al dansende afscheid van Manchi, om zich weer stralend naar José te keren.
Een en al sierlijkheid deinden de paren op en neer, kwamen samen, kruisten en gingen weer uit elkaar. Sjon Abram was een uitmuntend danser die de moeilijkste figuren beheerste en aangaf. Aller ogen waren op hem gericht. Toen de muziek ophield brachten de jongemannen de meisjes naar de moeders terug, die de fichu's al klaar hielden, als hennen die haar kuikens onder de beschermende vleugels nemen.
Nog voor de bezoekers tijd hadden gekregen hun dorst met de rondgereikte ‘horchate’ te lessen, stegen achter de haag van varens en oleanders inheemse klanken op. De donkere tonen der trommen weefden een eng stramien met de lichte tonen der gitaren, waarop de ijl-scanderende ‘wiri’ het rhythme borduurde. De melodie steeg stampend omhoog, kenterde onverwachts met een kleine onderbreking, waarna ze weer laag inzette. Iedereen luisterde verbaasd. Nooit was het bij iemand opgekomen deze neger-muziek in een balzaal te spelen. Daar zat Manchi zeker achter, en Sjon Abram had alles gedaan om zijn gasten te vermaken. Hoe verrukkelijk moest het zijn zich aan deze schalkse, dan weer misleidende melodie over te geven. Men zou nieuwe passen moeten verzinnen!
De paren werden meegesleurd. Een ieder zijn eigen stijl, er was ruimte voor fantasie. Het overdreven heupgewieg der negers werd tot een beschaafd peil teruggebracht. Verrukte overgave was op alle gezichten te zien.
| |
| |
‘Lieve, zou ik deze dans van je mogen?’ vroeg de gastheer opgewekt aan zijn vrouw. ‘Het strijkje speelt zo verleidelijk en ik zal passen nemen die je niet vermoeien.’
‘Je meent het niet! Ik heb hierin geen ervaring meer en dan deze nieuwigheid!’ Een blos schoot Sjon Sarah naar de wangen. Maar gevleid gaf zij toe aan de wens van haar man. Dé gasten klapten in de handen toen beiden elegant over de gladde vloer gleden. Sjon Moïs greep het middel van zijn gade, die een hoofd boven zijn gezet figuur uitstak.
‘Alles gaat naar wens,’ fluisterde hij. ‘Daarnet José en Rosa, en ginds zie ik Jacob met Rachel. Dat moet een dubbele bruiloft worden.’ Hij knipoogde tegen zijn broer die langs schuifelde en hem begreep.
‘Jij bent de mooiste vanavond,’ zei Sjon Abram tegen zijn vrouw.
‘Maar hoe kan ik het tegen al die jongemeisjes opnemen?’ Weer kwam een tere blos op haar wangen.
‘Voor mij bestaat geen andere vrouw.’
Jacob keek Rachel aan. Zij had daar juist uit de verte meer indruk gemaakt. Haar stijl was de statige quadrille, maar deze speelse dans paste niet bij haar. Haar armen en hals waren wit als albast. Kwamen die glimlachjes werkelijk van haar, of hield hij een marmeren beeld in zijn armen? In Venezuela had hij in een tuin een voorstelling van Juno gezien. Het stond in de felle zon en hij had zijn ogen moeten sluiten om niet verblind te raken. Dààr deed Rachel hem aan denken. Hetzelfde Griekse profiel en de volle kin. Haar imposante verschijning was weinig vrouwelijk. Hij kende de rauwe stem, die veel overeenkomst had met die van een roofvogel. Hij wist dat zijn vader en oom plannen hadden. Die gedachte verontrustte hem.
Rachel legde zijn blik verkeerd uit. ‘Dit is de man voor mij’, dacht zij. ‘Op hem heb ik gewacht terwijl hij in Venezuela was. Welk een paar zullen we vormen! Hij zo bekwaam en ik de begeerlijkste partij van het eiland. Neen,
| |
| |
zoals Mirjam zou ik niet willen trouwen. Al haar gedachten waren op het huwelijk gericht en zij nam de eerste de beste, zonder aan het welzijn van haar nageslacht te denken. Nu ja, zoveel keuze had zij ook niet, maar toch is het onbegrijpelijk dat vader Ruben geaccepteerd heeft. Hij is een grote nul, die zijn gezin nog niet kan bedruipen. Zij wonen nog steeds bij mijn ouders in. Na twee bevallingen is zij reeds een vrouw die niet meer meetelt. En zij zal nog kind op kind krijgen!’ Haar ogen gleden af naar de oudere zuster, die onopvallend gekleed bij haar nichten Esther en Suzanna zat.
Toen de muziek ophield had Jacob het warm. Hij besloot even naar buiten te gaan. Nieuwsgierig keek hij de voorkamer in. Twee kleine meisjes probeerden te walsen, maar wanneer zij een fout maakten bogen zij dubbel van het lachen, zodat zij niet vooruit konden komen. De een was Estella en het duurde even voor hij Gracia herkende, want vandaag had zij niet die kinderachtige lange broek aan, maar een echte avondjapon van lichtblauwe tule. In haar springend kastanjebruin haar rustte een krans van witte jasmijn. ‘Je lijkt wel een dame,’ schertste hij.
‘Jacob, je bent een engel als je me leert walsen!’
‘Maar met het grootste genoegen, liefste nicht.’ Haar vriendin loslatend, draaide ze met hem in het rond. Wat een verschil geleid te worden! Ononderbroken kon zij babbelen; vertellen hoe zij de Engelse leraressen voor de gek had gehouden, de muziekmeester een poets had gebakken. Voortdurend proestte zij van het lachen, doch raakte niet uit de maat. Zij was even sprankelend van levenslust als de visjes, die hij bij het zwemmen in het heldere water van de baaien had zien spartelen. ‘Wat kan zij dadelijk goed dansen,’ dacht hij geamuseerd. ‘Lichter dan een veertje, dat duivelinnetje.’
Sjon Abram verscheen in de deuropening. Plotseling voelende dat iets niet in de haak was, had zijn fijne speurzin hem naar de voorkamer geleid. Somber fronste hij tegen Gracia. ‘Wat kan er zijn,’ vroeg zij zich af. ‘O ja, zeker die
| |
| |
krans die ik van zijn mooie jasmijn heb geplukt! Of mocht ik mij niet tooien als een ouder meisje?’ Hij wenkte haar. Jacob bedankend, ging zij naar haar vader toe.
‘Je mag toch niet dansen,’ zei hij.
‘U had het me immers toegestaan?’
‘Ja, met Estella, maar niet met jongemannen. Daarvoor ben je nog te jong.’
‘Neem me niet kwalijk, oom,’ zei Jacob verontschuldigend, ‘deze meisjes konden niet uit het lachen komen en Gracia vroeg mij om hulp. Ik wist niet dat u er iets op tegen zou hebben.’
‘Je kon niet weigeren, Jacob. Gracia had beter moeten weten. Eigenlijk behoort ze op dit uur in bed te liggen.’
‘Grootvader komt mij heel gauw halen. Het zal niet lang meer duren.’ Estella was helemaal in de war.
‘Welnu dan, zo lang mag zij opblijven, maar dan zonder uitstel naar boven!’
Met Jacob keerde Sjon Abram naar de zaal terug, een pruilende Gracia achterlatende.
Dans na dans volgde. Om beurten speelden de orkesten. In extase zwierden de Zuiderlingen rond. Wat staken de Hollandse officieren daarbij af, die onhandig met hun meisjes zwenkten! Zij hadden bovendien de pech dat de goede danseressen al lang besproken waren.
De tuin krioelde van geheimzinnig leven. Door de openstaande ramen en deuren gluurden zwarte gezichten van negerkinderen. Het was vandaag feest bij Sjon Abram en een ieder was op de been om een kijkje te nemen. Telkens weer gaf de gastheer hun een wenk zich terug te trekken, maar het lichtschijnsel had dezelfde aantrekkingskracht voor hen als voor allerlei nachtvlinders, die om de luchters fladderden en zich verzengden.
Het grootste genoegen begon voor de ouderen pas na middernacht. Aan tafeltjes gezeten genoten de gasten van kip en kalkoen, zelfgemaakte pasteitjes en taart. Er was
| |
| |
witte en rode wijn. De dames hadden hun mitaines uitgetrokken en deden hun best kleine hapjes te nemen. Ook moesten zij iets op hun borden laten staan want dat vereiste de beleefdheid.
Na het souper werd de vrolijkheid van de jongelui nog groter. Overal klonk gelach. De wijn had de bewegingen der dansenden nog losser gemaakt.
Tegen twee uur stond de Gezaghebber op. Sjon Abram deed het echtpaar uitgeleide. Teruggekeerd in de zaal, hoorde hij zijn broer en Sjon Rebecca hun dochter vermanen naar huis te gaan. ‘Maar dat is toch niet nodig! Blijven jullie nog wat!’
‘Dat gaat niet, de kaarsen van het rijtuig branden op.’
‘Vader, daarom hoeven wij nog niet weg,’ protesteerde nu Rosa met haar lijzige stem. ‘Kijk, ik heb andere meegebracht,’ en zij trok twee kaarsen uit haar réticule. Zij kende dit excuus van haar ouders immers. Maar het hielp niet veel, slechts één dans werd nog toegestaan. En in het rijtuig dacht zij: zo heerlijk heb ik nog nooit gewalsd. Ik werd wel veel gevraagd, maar Manchi danst toch het beste. Wat kan hij ondeugend kijken. Hij stelde me voor met hem de tuin in te gaan. Dat zou wat moois geweest zijn. Zou hij me daar hebben willen zoenen? Moeder zegt dat geen jongeman een meisje huwt, die dat toelaat. En ik moet toch met José trouwen!
Het was of haar moeder deze gedachten had geraden, want zij begon: ‘Rosa, het is niet erg als je een beetje met Manchi coquetteert om José te prikkelen. Daarmee zou je zijn aanzoek kunnen uitlokken. Want als een jongeman ziet dat een ander een meisje wil, probeert hij hem vóór te zijn. Maar ik zou je toch raden je aan José te houden. Hij zal een even voorbeeldig echtgenoot als zijn vader worden. Manchi moet nog laten zien, wat hij kan en jouw jaren gaan voorbij. En dan moet je ook niet zo aandringen lang op een bal te blijven. Je bent een voorname jongedame met een be- | |
| |
hoorlijke bruidsschat. Die behoeven niet het onderste uit de kan te hebben. Het zijn de arme meisjes, die nooit genoeg kunnen krijgen. Die moeten tot vroeg in de morgen hun kans waarnemen om een man te vangen. Dat zijn de laatsten, die van een feest weggaan.’
Ze had gelijk. Geleidelijk aan waren de goed gesitueerden vertrokken. Over bleven de arme familieleden en de Hollandse marine-officieren, die onkundig waren van de etiquette van het eiland. Ongemerkt had Sjon Sarah zich teruggetrokken. Vermoeid wachtten de andere familieleden totdat de laatste gasten waren afgedropen en Sjon Abram het grote huis kon sluiten.
|
|