234. Enkele wenken voor het fotograferen van natuurverschijnselen.
Bij elk optisch verschijnsel, hetwelk wij in dit boek besproken hebben, vragen we ons af, of het niet op de gevoelige plaat vastgelegd kan worden. Het is verrassend, hoe veel er in deze richting te doen is, en hoe weinig er nog gedaan werd! In de meeste gevallen is een gewone camera voldoende; wil men met een statief werken, dan dient dit voorzien te zijn van een kogelgewricht, dat men voor een paar gulden kopen kan, en dat de mogelijkheid geeft de camera onder een willekeurige helling te richten. Voor verschijnselen zoals de regenboog en de halo is een grote hoek-objektief nodig. Voor het opnemen van kransen en vervormingen van de ondergaande Zon moet de brandpuntsafstand van de camera tenminste 30 cm bedragen.
Gebruik altijd platen of films met een anti-halo laag, en liefst ortho- of panchromatisch! Voor landschappen met sneeuw, rijp, bloeiende bomen, wolken, verre gezichteinders: een geelfilter met ortho- of panchromatische platen of films. Vermijd het schijnen van de Zon in uw objektief, door een kokertje voor de lens aan te brengen.
Fotografeer het landschap liefst bij niet te hoge Zon. Onderscheid het effekt bij belichting van schuin voren; of van schuin achter; of van omhoog (vgl. § 223).
De belichtingstijd varieërt van 1/100 sec. uit een vliegtuig tot 1 uur bij maneschijn.
Ontwikkel in 't algemeen met een metol-hydrochinon-ontwikkelaar.