‘Ik?’ zei hij. ‘Ik ga 'n tijdje naar Griekenland.’
Daar keken ze van op. ‘Naar Griekenland?’ riep een van de Grécomeisjes. ‘Wat geweldig.’ Ze kwamen naar zijn tafeltje en drongen om hem heen. ‘Dat had je ons wel eens eerder kunnen vertellen.’
‘Och,’ zei hij, ‘het is toch niks bizonders?’
‘Niks bizonders? Ik teken ervoor, maar ik kan me zo'n reis niet permitteren.’ Het was een kollega die hem niet au sérieux nam, tenminste dat was tot nu toe zijn indruk geweest. ‘Wanneer ga je?’
‘Volgende week.’
‘Ga je daar werken?’ vroeg een ander.
‘Werken? Welnee, zeg. Wat denk je? Ik moet hoognodig 'n keertje relaxen. Ik ga iets heel anders doen.’
‘Wat dan?’
Hij keek de kring rond en ineens schoot het eruit.
‘Ik ga vlinders vangen op Skyros,’ zei hij. ‘Ik heb gehoord dat daar zeer zeldzame eksemplaren voorkomen.’
‘Skyros?’ vroegen ze. ‘Waar ligt dat?’
‘In de Egeïsche Zee. Het is een van de Noordelijke Sporaden, wist je dat niet?’ Wat ze ook niet wisten was dat hij de gewoonte had atlassen te bestuderen. Op papier had hij al zoveel gereisd. Dat